Geliefde Broeders,
1) Ik werd geboren in een gelovig gezin. Mijn ouders waren trouwe Lutheranen. Ons werd geleerd, en we geloofden dat ook, dat als iemand de waarheid had, wij dat waren. Hoewel ik een goede Lutheraan wilde zijn, moet ik belijden dat het allemaal erg saai was. Wat ik daarom ook deed, deed ik omdat ik dacht dat het verplicht was. Ik ging regelmatig naar de kerk, en diep in mijn hart was er een verlangen naar waarheid. Ik haatte hypocrisie en doen alsof. Wanneer ons als kinderen bijv. werd verteld dat de kerstman van heel ver weg kwam, uit IJsland of waar dan ook vandaan, om ons kado’s te brengen, deed mij dit hen verachten omdat ze leugens vertelden. Ook de paashaas met zijn eieren was een probleem voor mij. Hoe ik dit in verband moest brengen met de opstanding van Jezus, daar kwam ik niet uit. Natuurlijk hield ik van de kerstgeschenken en de paaseieren, maar ze hadden voor mij geen betrekking op de gebeurtenissen die we in herinnering brachten. Diep in mijn hart verlangde ik naar de waarheid. Wanneer bepaalde familieleden, met een neiging tot overdrijven, hun vergezochte verhalen vertelden, kromp ik ineen en voelde ik me heel naar dat ze hadden gelogen. Toen ik ouder werd was ik vastbesloten de waarheid te spreken, ook al bracht dit me in moeilijkheden. Ik herinner me nog dat een advocaat mij vertelde wat ik in een bepaalde rechtzaak zou moeten zeggen, maar ik weigerde de waarheid geweld aan te doen. Hij verzekerde mij dat als ik de zaak niet zou vertellen zoals hij het wilde, dat ik de zaak dan zou verliezen. Ik weigerde nog steeds van de waarheid af te wijken, met als resultaat dat de waarheid juist mijn redding werd en ik werd vrijgesproken. Ik wist dat ik niet schuldig was en was niet van plan te gaan liegen om mijn zaak sterker te maken.
2) Toen de tijd echter voortschreedt, was ik een flink eind op weg een geharde wereldling te worden. We gingen regelmatig naar het café. Wanneer de zondag naderde hadden we vaak een kater en gingen we naar het museum om ons te verschuilen, en eventueel een dutje te doen.
3) Het gebeurde toen dat er een andere predikant kwam. De nieuwe predikant was een zekere Anton Engelbrecht en hij preekte hel en verdoemenis omdat hij ongelukkig was en de vrede van God in zijn leven miste. Hij was zo ongelukkig dat hij besloot dat als hij geen vrede met God zou vinden, hij zou stoppen als predikant en een gewone baan zou zoeken. In zijn wanhoop herinnerde hij zich een neef van hem, die beschouwd werd als een godsdienst fanaat omdat hij beweerde vrede met God gevonden te hebben. Hij ging naar hem toe om te kijken of hij hem zou kunnen helpen. Tot zijn verbazing en zelfs ergernis, bracht hij hem terug naar de meest eenvoudige bijbelverzen als Joh. 1:12 en Joh. 3:16, enz. Hij vertelde hem dat zijn probleem was dat hij deze verzen niet serieus en letterlijk genoeg nam. Als hij ze werkelijk geloofde zou hij gered worden en de vrede van God in zijn leven ervaren. Het was allemaal erg vernederend voor hem om door een leek te worden verteld dat hij de Bijbel moest geloven en er naar handelen. Hij was echter wanhopig genoeg om het te doen, en hij werd zonder twijfel op prachtige wijze gered.
4) Men kan zich voorstellen dat zijn prediking veranderde toen hij terugkwam in de gemeente. Hij sprak over zijn eigen bekering en vertelde ons dat wij ook moesten worden bekeerd. Dat was nog eens revolutionair. Wat was hij dan ? Was hij een heiden ? Alleen heidenen moesten toch worden bekeerd. Eén ding kon men echter niet ontkennen, hij sprak nu met autoriteit, terwijl het eerst kwam door studie en het er gefrustreerd uit kwam.
5) Ongeveer de helft van de gemeente antwoordde positief op zijn prediking en velen van ons werden grondig bekeerd. Er waren er waarschijnlijk ook die alleen maar volgden en niet echt wedergeboren waren. De rest van de gemeente reageerde niet vriendelijk op wat zij “de nieuwe vroomheid” noemden en begonnen zelfs de nieuwe christenen te vervolgen. De synode maakte het moeilijk voor de predikant om aan te blijven. Hij legde hierop zijn ambt neer en ging voor een tijd in Pretoria wonen, in de buurt van de man die hem had geholpen de Heer te vinden. Dit samen met het feit dat de nieuwe christenen de gemeenschap met christenen in andere kerken zochten verontrustte de kerkelijke hiërarchie. Hen werd een ultimatum gegeven, dat, als zij op een bepaalde dag niet zouden zijn gestopt met het bezoeken van andere samenkomsten, hun lidmaatschap van de Lutherse kerk automatisch zou worden beëindigd. Deze christenen bezochten trouw de zondagse samenkomsten tot aan de bepaalde dag, waarna zij allen wegbleven. Dit veroorzaakte nogal een ontsteltenis zodat zelfs de nieuwe predikant met de bewering kwam dat alles op een misverstand berustte. Maar omdat het allemaal op papier stond, kon het niet worden ontkend en was het resultaat dat de meest trouwe leden van de gemeente voor altijd vertrokken.
6) Om een lang verhaal kort te maken, de heer Engelbrecht kwam terug uit Pretoria en er werd een landgoed aangekocht in Claridge, nabij Pietermaritzburg. Dit werd het verzamelpunt van de uitgezette gelovigen en velen voegden zich hier nog bij. Het werk groeide en had uiteindelijk 30 medewerkers in Natal, Vrijstaat en Transvaal. In de leiding begonnen de zaken echter fout te gaan.
7) Terugkijkend geloof ik dat het een grote fout was dat de heer Engelbrecht zijn relatie met zijn vroegere mentor Herman Hambrock verbrak. Er was nu niemand meer die hem kon corrigeren en geestelijke trots kwam in zijn leven wat uiteindelijk zijn ondergang werd.
8) Sommigen hebben getwijfeld aan het begin van de opwekking in Lilienthal, maar ik ben er van overtuigd dat het een echte door de heilige Geest gewerkte opwekking was, hoewel slechts op een betrekkelijk kleine schaal. Mensen werden echt bekeerd en staan vandaag nog in het geloof. het was in diezelfde periode 1949-1953 dat de Heer Zijn Kerk in veel landen op de aarde met opwekking bezocht en dat een groot aantal zielen binnengehaald werd.
9) Terwijl we in Claridge waren werd ik mij er van bewust dat er dingen niet in orde waren, maar men geloofde altijd dat Anton Engelbrecht het beter wist omdat hij de dienstknecht van God was. Niemand twijfelde dus aan iets wat hij deed. Ik verwoordde mijn twijfels echter naar mevrouw G. Ashenheim toen ze ons opzocht in Creighton waar Gertrud en ik op dat moment verbleven.
10) Op een dag riep de heer Engelbrecht alle medewerkers bij elkaar (dit moeten er ongeveer 40 geweest zijn, de vrouwen waren er ook bij) voor een paar samenkomsten om enkele belangrijke zaken te bespreken. Op een van de samenkomsten kondigde hij aan dat de Here hem onthuld had dat er een Achan onder hen was (een vervloekte) en dat als hij niet gestenigd en uit hun midden verwijderd werd God zich van hen zou terugtrekken. Iedereen zat daar niet wetende wie deze Achan zou zijn. Je kunt je voorstellen door wat voor slag ik getroffen werd toen ik aangewezen werd als die Achan. Tenzij iemand een soortgelijke ervaring heeft meegemaakt, is het onmogelijk voor te stellen hoe het is om de vervloekte des Heren genoemd te worden door een man op wiens oordeel men vertrouwde.
11) De Here had mij echter op een bepaalde manier voorbereid op wat stond te gebeuren. Ik woonde in Creighton vlak voor het incident gebeurde. Terwijl ik op een kinderschommel zat en “het normale christelijke leven” van Watchman Nee las, kwam ik een passage tegen waarin Nee spreekt over de donkere nacht waar iedere christen doorheen moet wil hij met God leven. Hij spreekt over Mozes wiens donkere nacht veertig jaar duurde toen hij de schapen van zijn schoonvader moest hoeden, en over Jacob, wiens donkere nacht maar één nacht duurde waarin hij met de Engel des Heren worstelde (die zijn heup beschadigde). Beide waren ervaringen die hun levens veranderden. Nee wijst erop dat de donkere nacht ziekte kan zijn, of een ongeluk, een sterfgeval of wat God ook zendt, niet om je te verpletteren maar in werkelijkheid om je verder te helpen.
12) Plotseling hoorde ik God tot me zeggen “ik ga een donkere nacht over je leven zenden en deze niet inkorten.” Ik sprong op en zei “Here, wat zegt U ?” Ik had gedacht aan veel wat me zou kunnen overkomen, zoals worden gestenigd in Transkei, waar we tentsamenkomsten hielden, of een ziekte die me in het ziekenhuis zou brengen, of het verliezen van mijn vrouw en de kleine kinderen. Waar ik ook aan dacht, ik leek er klaar voor te zijn, maar waar ik niet klaar voor was, was de donkere nacht die over mij kwam. Om apart gezet te worden als een Achan en de vervloekte genoemd te worden, was meer dan ik kon dragen. Ik moest stoppen als medewerker en gewoon werk gaan doen, wat ik ook deed. Zonder middelen of geld, wat was dat een strijd.
13) Gedurende bijna zes jaar was ik onder een donkere wolk. Soms wist ik niet of mijn verstand nog had of dat ik het verloren had. De zielestrijd waar ik doorheen ging was vreselijk. Wat mij gaande hield was het feit dat ik moest werken om wat brood op de plank te brengen voor mijn vrouw en kinderen.
14) Ik werd vaak vanaf de kansel als voorbeeld voor anderen gesteld, wat er met hen kon gebeuren als zij de officiele lijn niet volgden. Hoewel mijn naam niet werd genoemd wisten mensen dat het over mij ging. Enkele van mijn christelijke vrienden die werkten voor andere zendingsorganisaties kwamen met het advies om het Claridge werk te verlaten en bij een andere zendingsorganisatie te gaan werken, maar ik herinnerde mij Gods woord aan mij: “probeer het niet in te korten”. Ik was er echter niet zeker van of dat woord nog wel gold voor een Achan.
15) Aan het eind van ongeveer zes jaar werden Gertrud en ik zo wanhopig dat we baden als nooit te voren. We wisten niet of we gehoord zouden worden, maar we wisten dat het zo langer niet door kon gaan. Ik herinner me een dag van gebed en roepen naar God zonder echt woorden uit te spreken. Het was een ongelooflijke ervaring. Het kon me niet schelen dat er andere mensen aanwezig waren of niet (er was een ander echtpaar met ons). Ik wist alleen dat ik tot God moest doordringen. Voor het eerst begreep ik iets van het bijbelgedeelte : “heeft Hij gebeden en smekingen onder sterk geroep en tranen geofferd aan Hem.” (Hebr. 5:7) Ik vergelijk mijzelf niet met onze gezegende Here Jezus Christus, maar ik ervoer iets van wat Hij heeft ervaren.
16) Het gebeurde toen dat de Bijbel levend voor ons werd en verzen sprongen uit hun pagina’s terwijl de Here tot ons sprak; tot mij en tot Gertrud. Eén van de dingen die de Here tegen mij sprak kan worden gevonden in Jesaja 54:17 : “Elk wapen dat tegen u gesmeed wordt, zal niets uitrichten, en elke tong die zich voor het gericht tegen u keert, zult gij in het ongelijk stellen. Dit is het deel van de knechten des Heren en hun recht van Mijnentwege, luidt het woord des Heren.” Ik antwoordde de Here door te zeggen “Maar ik ben niet uw dienaar, ik ben alleen maar een Achan,” en toen kreeg ik als duidelijk antwoord “jij bent in mijn ogen nooit iets anders geweest dan mijn dienaar.” Dit was balsem voor mijn gebroken ziel. Op een andere avond waren we geknield bij ons bed in gebed. Gertrud was aan de ene kant van het bed en ik aan de andere. Ik kan mij niet meer herinneren of ik de woorden las of hoorde (maar ik herinner me dat het heel echt was): “Valt men heftig aan, dan gaat dat van Mij niet uit; wie u aanvalt zal over u vallen.” (Jes. 54:15).
Toen ik Gertrud vertelde wat de Heer had gezegd lachte ze en zei: “Wie ben jij dat de Heer dat tegen jou zou zeggen ?” Ik zei: “Ik ben het er mee eens dat wij niets zijn en dat ik niets ben, maar ik kan niet ontkennen dat ik de Heer dit heb horen zeggen.” Korte tijd daarna hoorde ik van iemand dat de heer Engelbrecht weer tegen mij sprak met de strekking “Erwin is nu echt te ver gegaan, het is afgelopen met hem.” Ik weet niet wat ik gedaan of gezegd kon hebben wat hem er toe bracht om dit te zeggen. Het was hard, gezien het feit dat ik gebroken, vernederd en onderdrukt was. Toen ik het hoorde voelde ik, in plaats van teneergeslagen te zijn, medelijden voor hem, in het bijzonder vanwege het woord dat de Here tot mij gesproken had.
17) Het was niet lang daarna dat de hele gemeente zich tegen hem keerde met uitzondering van Gabrielle Ashenheim en de heer en mevrouw Holt.
18) Enige tijd voor de val van Anton Engelbrecht, toen de mensen zich tegen hem keerden, hoorden we van Erlo´s opwekking in Maphumulo. Toen ik met Erlo sprak en hem vertelde dat wij ook hadden gebeden en de Here hadden gevraagd te handelen en dat wij verbazingwekkende antwoorden hadden ontvangen, ging hij er niet op in en vertelde hij ons dat zij hadden gebeden en opwekking hadden ervaren en wij moesten naar hen toekomen om te zien wat opwekking werkelijk was. Voor ons was het enigszins vreemd dat hij alleen hun gebeden erkende en niet ook die van anderen. Maar als dit was hoe de Here de zaken zag dan zouden wij ons daar aan onderwerpen.
19) In het begin erkenden zij Anton Engelbrecht en betrokken zij hem in wat zij de opwekking noemden. De heer Engelbrecht was inderdaad erg onder de indruk en vol van het hele gebeuren. Hij begon zijn hele leven te vormen naar wat zij deden en hoe zij het deden. Hij moedigde de mensen aan naar Erlo in Maphumulo te gaan om hulp te vragen en wanneer hij zag hoe zij de dingen deden ging hij dat ook doen. Zij op hun beurt ondersteunden hem tot op het punt van vlijerij.
20) Oom Anton (zo noemden wij hem) had een vriendin (tante Leni Witthoft) die zijn gebedspartner was. Een aantal van de mensen had hier vragen over omdat zij het niet verstandig vonden om alleen met een vrouw te bidden. Maar toen Erlo en Hilda Duba samen begonnen te bidden in Maphumulo gaf dit hem een extra stimulans om te geloven dat hij goed zat en de critici fout waren.
21) Toen kwam de zondag waarop Friedel, de broer van Erlo, opstond en tante Leni heel erg prees en haar “een moeder in Israël” noemde (Richteren 5:17). Iedereen die tegen haar gesproken had (of gedachten over haar had gehad) moest zich publiekelijk bekeren. Eén voor één kwamen ze daarop naar voren en smeekten om vergeving voor iets wat ze hadden gezegd of voor achterdocht naar haar. Friedel legde de mensen het vuur aan de schenen. Ik herinner me niet dat ik hierop gereageerd heb omdat ik me niets herinnerde wat ik tegen haar of tegen haar gebed met Oom Anton had , maar wat Friedel deed leek voor mij op een circus.
Kort daarna, toen Erlo en Friedel zich tegen Oom Anton en Tante Leni keerden zou men hebben verwacht dat Friedel zou zeggen dat hij een fout had gemaakt door Tante Leni op zo’n manier te prijzen, en dat hij misleid was geweest hierin, maar niets van dat alles gebeurde. Het leek erop dat alles onderdeel was van hun strategie om zichzelf de hand boven het hoofd te houden, om de mensen te laten stoppen te spreken tegen tante Leni’s relatie met oom Anton zodat ze niets zouden durven te zeggen van Hilda en Erlo’s relatie.
Dat tante Leni’s relatie met oom Anton verdacht was werd later voor ons duidelijk, in het bijzonder toen ze samen in bed werden betrapt door zijn broer Oom Gerhard. Het zijn dit soort incidenten die bevestigen dat Friedel totaal geen onderscheid had en dat er een strategie moest zijn die hij volgde, of anders, als hij er van wist, was hij totaal oneerlijk.
Een andere mogelijkheid is dat Friedel sterk van mening was dat Oom Anton en Tante Leni´s relatie verkeerd was en dat hij hen bekritiseerd had maar dat toen het met zijn eigen broer ook gebeurde hij vond dat hij die relatie onrechtmatig bekritiseerd had en het goed wilde maken door voor de groep de mensen op te roepen zich te bekeren. Wat de waarheid ook was, het is zeker dat het hele gebeuren een fiasco was en feitelijk niet relevant.
22) Terwijl de opwekking doorging werden de mensen aangemoedigd voor bevrijding te komen, waarbij Erlo het gebed deed. Ze gingen allemaal op hun rug op de vloer of op een bed liggen en hij bad in tongen en raakte de persoon met zijn handen aan van het het topje van het hoofd tot aan de voet en de tenen (hun schoenen hadden ze al uit moeten doen).
23) Wanneer hij bad voor de vervulling met de Heilige Geest, vroeg hij hen of zij een warmte of hitte golf in hun lichaam voelden, en als dat zo was, dan zag hij dit als een teken dat de Here zijn gebed had gehoord. Iemand zei me dat Erlo dit teken later ontkende, maar ik weet en vele anderen weten dat hij dit in het begin aangehangen heeft.
24) Erlo was gewoon tegen mij te zeggen dat deze tongentaal die hij en Hilda hadden (hij wilde ook dat anderen hem kregen) niet dezelfde was als die de pinkstergelovigen hadden. Hij impliceerde in feite dat de tongentaal van de pinkstergelovigen namaak was.
25) Al die tijd wilden we allemaal erg graag niet achterblijven en ik bad ook dat de Here mij genadig wilde zijn en mij ook de doop zou geven zoals zei zeiden. Natuurlijk moesten we onze zonden belijden en ze in detail opschrijven, wat nogal een inspannende bezigheid was. Het was eigenlijk bijna onmogelijk om alles te herinneren wat je ooit had gedaan, want ik ben geen zondaar omdat ik zondig, maar ik zondig omdat ik geboren ben als een zondaar. Maar ik deed wat ik kon en op een dag mocht ik naar de gebedszaal gaan waar we allemaal in een cirkel neerknielden terwijl oom Anton voor ons allemaal bad en toen hij mijn voorhoofd aanraakte voelde ik een krachtgolf door mij heengaan die ik bijna niet aankon. Ik had hiervoor aan de Here gezegd om alstublieft iets te doen voor mij waarvan ik niet zou hoeven te twijfelen of het van Hem was. Of het nou tongentaal zou zijn of iets anders dat Hij zou willen doen, dat Hij het zou doen. Toen dit gebeurde ging ik er vanuit dat het van de Here was en dagen erna voelde ik mij gebaden in liefde vanaf mijn middel naar beneden. Als ik zeg gebaden in liefde, dan bedoel ik dat ik er lichamelijk van bewust was. Het is iets dat moeilijk te beschrijven is.
26) Nu zou iemand me vandaag kunnen vragen: “Was het van God?” Na wat ik daarna meegemaakt heb en wat ik meegemaakt heb in Maphumulo, ben ik daar niet al te zeker van, hoewel ik nog steeds geloof dat God onze harten zag en ons daarnaar deed in zijn goedheid en zijn genade. Ik klem mij niet vast aan ervaringen maar ik klem mij wel aan de Here vast. Een ervaring kan namaak zijn maar de Here Jezus Christus is echt. Als het van God was, dank ik Hem met mijn hele hart en als de vijand er een hand in had dan is Jezus nog steeds mijn Here en mijn Redder, mijn Verlosser en mijn Schild. Zijn bloed is voor mij gestort. Ik zeg niet dat iets van de vijand is als ik het niet weet.
27) Het was toen dat we opmerkten dat Erlo en zijn vertrouwelingen een andere houding aannamen naar oom Anton Engelbrecht. In plaats van met hem samen te werken begonnen ze hem te ondermijnen en tegen hem te werken. Of hij nu gezien werd als een aartsrivaal die de aandacht van hen weg zou kunnen stelen weet ik niet. Zij hadden het veel over hem. Op een dag maakten ze zich helemaal van hem los. Ze organiseerden het zo dat ze wegbleven van de diensten in Claridge en ze kwamen voortaan samen op de Sandspruit boerderij.
28) Toen Anton wakker werd was hij helemaal alleen met alleen nog enige ondersteuning van mijnheer en mevrouw Herman Holt en mevrouw G. Ashenheim. Behalve hen had hij geen sympathisanten waar ik van weet. Zelfs wij hadden geen sympathie voor hem vanwege onze eerdere ervaringen, maar toen ik de man rond zag gaan om mensen om vergeving te vragen, en er niemand tegemoetkomend was en alleen maar ruwe en verharde reacties kreeg, moet ik erkennen dat ik met hem te doen had. Hij kwam ook naar mij toe en stortte gewoon hard huilend in. Deze zaken zijn nu in de hand van de Here.
29) Het was rond deze tijd, toen hun houding naar Anton Engelbrecht zich aan het verharden was, dat zij mij benaderden om mij als medewerker bij hen te voegen. Ik voelde er op dat moment meer voor om het werk te blijven doen wat ik toen deed omdat ik zware financiële verplichtingen had. In feite had ik niet het gevoel dat het de wil van de Here was om mij bij hen te voegen. Maar nadat Friedel en Erlo mij een paar keer hadden benaderd, had Gertrud het gevoel dat wij een roeping van God zouden missen om weer het Evangelie te prediken. Friedel zei het als volgt : “Dit is de mogelijkheid voor jullie om terug te gaan naar fulltime werk voor de Here”.
30) Ik legde aan Erlo uit dat ik veel schulden had en dat als ik al mijn bezit zou verkopen dat dit mijn schuld niet zou dekken. Hij verzekerde mij dat ik me hier geen zorgen over hoefde te maken want zij zouden wat aan schuld over zou blijven betalen. Ik ging hiermee akkoord en verkocht alles, en wat ik niet verkocht gaf ik aan hen. We verhuisden van Claridge naar Maphumulo. (Enige tijd bleven wij in het huis van oom Carl in Umhlali terwijl zij voorbereidingen aan het treffen waren voor onze komst naar Maphumulo).
31) Toen we in Maphumulo aankwamen werden we goed ontvangen. Zelfs de visioenen en dromen waar zij zoveel op vertrouwden waren ons gunstig gezind. “Mfundisi Erwin is gekomen en zal grote huizen van staal bouwen” en andere soortgelijke dromen. Ze betaalden echter nooit de schuld die ik over had gehouden. Ik moest mijn schuldenaars smeken om mij tijd te geven. Ik betaalde hen uiteindelijk toen ik 18 maanden later Maphumulo verliet.
32) Terwijl wij in Maphumulo waren stortte ik mij op het werk. Ik deed ook eenvoudig werk zoals het graven van funderingen en het effenen van grond. Wij werkten ook aan het huis van Hilda en ik had een waterstroom aangelegd naar haar huis van een verafgelegen bron. Doordat ik hierdoor dicht bij de binnenste cirkel kwam zag ik veel meer gebeuren dan anderen zagen.
33) Laat me vertellen hoe de opwekking begon en hoe Erlo mij dit vertelde. Na een paar weken van intensief gebed kwamen Erlo en enkele van zijn Afrikaanse medewerksters op het punt waar de Here iemand zocht waar Hij doorheen kon spreken. Toen Helen Mzila werd benaderd was zij angstig en zei dat zij zichzelf niet in die rol kon zien. Toen Hilda Dube werd gevraagd was ze volkomen bereid om het te doen.
34) Het ging toen zo dat Erlo en Hilda in een kamer alleen baden terwijl Helen en Josfina Ntsibande in de kamer ernaast zouden wachten. De Here liet Hilda vervolgens in trance gaan om tegen Erlo te spreken of vragen te beantwoorden die hij wilde stellen. Erlo vertelde mij zelfs dat hij vragen kon stellen in elke taal, engels, afrikaans, zulu of duits en zij werden beantwoord. Er werd ons ook verteld dat deze gave een gave van Erlo was en dat hij alleen door Hilda heenwerkte ten behoeve van Erlo.
35) Erlo vertelde mij ook dat de Here tegen hem had gezegd dat hij hem deze gave had gegeven opdat hij niet van de weg zou afraken en zou gaan dwalen. Ik lees in de Bijbel dat de Schriften ons gegeven zijn opdat we de waarheid zouden kennen en wat de wil van de Here is, en dat de Heilige Geest ons zal leiden in alle waarheid. Daarnaast weet ik van geen incident in de Bijbel waar mensen in trance gingen en zich daarna niets meer konden herinneren van wat zij gezegd, gehoord of gezien hadden terwijl zij in deze toestand waren. Als de Bijbel ons de richting wijst dan moeten we deze trance toestanden in twijfel trekken. Elke keer dat Peter, Paulus of Johannes in trance gingen konden zij zich herinneren wat zij hadden gezien, gehoord en gezegd, maar in het geval van Hilda wordt ons verteld dat zij zich niets kan herinneren.
36) Ik was er een keer getuige van een sessie waarin dit plaatsvond. Het was in Claridge, in wat voorheen het huis van de heer Engelbrecht was. Hilde bad toen kort in tongen en na enige tijd stil geweest te zijn, sprak ze een paar woorden van instructie uit, welke Erlo op een stuk papier schreef. Van daar reisden wij naar Durban en onderweg maakte iemand een opmerking over de woorden die Hilda had gesproken. Zij was verrukt om het te horen, daar ze zei dat ze nooit weet wat ze zegt als niemand het haar verteld. Dit wijst erop dat zij niet weet wat zij zegt omdat ze helemaal opgaat in de trance toestand. Wijlen de heer Gerhard Engelbrecht en anderen zijn ook getuige geweest van soortgelijke sessies.
37) Een andere keer werden enkele van ons medewerkers door Erlo gevraagd voor een belangrijke samenkomst op de Joosten boerderij in Mt. Elias. Erwin en Lily Freese werden ook binnengebracht. Wij moesten allemaal onze schoenen uit doen en op de grond tegen de muur zitten. Toen gebeurde er iets soortgelijks, maar deze keer was het woord gericht aan Erwin Freese. Hilda sprak in tongen en daarna sprak ze en zei: “de Here is erg erg blij met Friedel, hij heeft zo’n rein hart, maar de Here is ontevreden met Erwin Freese omdat zijn hart vol is van zonde.” Nu verbleven Erwin en Lily toen bij Gerhard en Evelyn. Voor het begin van de samenkomst werd hen verteld dat ze Gerhard en Evelyn niets mochten vertellen van wat er in de samenkomst zou plaatsvinden want dit was alleen voor de medewerkers. Wat er in de samenkomst gebeurde schokte hen zo erg dat ze alleen nog maar konden huilen en huilen. Lily vertelde dat ze niet eens kon genieten van de heerlijke maaltijd die Evelyn voor hen bereid had, ze waren dagenlang gebroken. Erwin doorzocht zijn hart zolang totdat hij tot de conclusie kwam dat God niet op zo’n wijze werkt door mensen met elkaar te vergelijken, waarna hij de zaak aan de kant zette.
38) Waarom ze zo afgaven op Erwin is niet bekend. Erwin was in een samenkomst aangewezen als secretaris penningmeester nadat ze het van de heer Engelbrecht over hadden genomen. Erwin wilde dat de financiële gegevens bekend gemaakt zouden worden aan de gemeente zodat zij ook zouden weten hoe het geld werd uitgegeven, maar zij verzetten zich tegen hem en zeiden dat de gemeente hier niets mee te maken had. Daarna werd er ook geen geld meer overgemaakt naar de rekening die Erwin beheerde. Al het geld werd overgemaakt naar Erlo’s rekening. Eén ding is zeker, ze hielden heel veel geheim.
39) Ik herinner me ook dat Erlo mij vertelde dat toen hij en Hilda in het begin samenkwamen om te bidden dat het voorkwam dat zij niet in staat was in trance te gaan. Na gebed kwam hij er dan achter dat het probleem bij hem lag en zodra hij zijn kant opgelost had was zij weer in staat in trance te gaan en het woord van de Here tot hem te spreken. Maar omdat het Hilda zoveel inspanning kostte als dit gebeurde vroeg hij de Here om haar gewoon in trance te laten gaan zonder hem antwoorden te geven. Op deze wijze zou hij dan weten dat er iets mis was wat hij recht moest zetten, en de Here schonk hem dit verzoek.
40) Er zijn mensen die hebben gesuggereerd dat deze trance toestanden gestopt zijn. Ik geloof dit niet, want als ze fout waren , dan hadden ze dat publiekelijk moeten erkennen en het ons moeten vertellen. Anders moet men tot de conclusie komen dat ze nog steeds doorgaan en dat ze nog steeds geloven dat ze goed zijn. Dat de KSB leiding zoveel geheim houdt, is voor mij genoeg bewijs dat ze nog steeds doorgaan. Mensen hebben mij gevraagd of dit van God is of niet. Ik zeg niet dat het van God is of niet van God is. De Here God is de eeuwige en rechtvaardige Rechter, maar ik zeg wel dat ik iets niet aanneem als ik er niet zeker van ben. Ik gehoorzaam liever de Here Jezus die ons geboden heeft te waken. Ik zal dit dus niet aannemen tot ik het zeker weet. Als de Here mij laat zien dat het van Hem is dan zal ik het aannemen, als Hij mij laat zien dat het niet van Hem is dan zal ik het afwijzen en totdat ik het zeker weet neem ik het niet aan maar zet ik het weg en laat het aan de Here om te oordelen.
41) Erlo waakte ijverig over zijn vriendschap met Hilda. Hij zei regelmatig “Eer hen die God eert”. Hilda hoefde maar een wenk te geven dat ze iets wilde en hij deed het voor haar. Ik herinner mij dat ik in een auto met hem reed toen Hilda zei “Oh, wat zou ik nu graag een appel hebben”. Erlo reed vervolgens mijlen ver om niet één appel voor hem te kopen, maar een heel krat vol. Ze werd overladen met geschenken.
42) Erlo had ook de gewoonte om mensen geschenken te geven om bij hen in een goed blaadje te komen. Het hoofd in Maphumulo gaf hij nogal wat vee om zijn medewerking te verkrijgen. Ik hielp om dit vee uit te laden op de hoofdweg vlak na de afslag naar de Emphulo school. Ze wilden het vee niet uitgeladen hebben in Maphumulo. Ik herinner me niet meer hoeveel vee er was, maar de vrachtwagen was behoorlijk vol. Er werd mij verteld dat een deel van het vee voor het hoofd was en de rest voor de heer Dube.
43) De heer Dube was de echtgenoot van Hilda en het was bekend dat hij in het begin niet erg gelukkig was met het feit dat Hilda zoveel tijd met Erlo doorbracht in plaats van thuis te zijn, maar vanwege de vele geschenken die hij ontving accepteerde hij het uiteindelijk. De heer Dube zei eens tegen de mensen “nomo bangamthata sebemlobile” (wat betekent “zelfs als ze haar meenemen hebben ze de bruidschat al betaald”).
Ze fokten ook kippen en eenden en gaven die aan de mensen in Umlazi en in andere plaatsen om hun goedkeuring en steun te krijgen. Did deed Erlo regelmatig toen ik nog in Maphumulo was. Dit is niet van horen zeggen, ik was erbij, ik heb al deze dingen gezien. Of dit onder de noemer omkoping valt weet ik niet.
44) Als mij gevraagd werd of ik echt gelukkig was met al deze dingen, dan zou ik gezegd hebben dat ik bereid was om ze te aanvaarden als dat de manier was waarop de Here werkte, maar er waren andere dingen gebeurd die me dwars zaten en ik moest daar duidelijkheid over krijgen, omdat ik ze niet in overeenstemming kon brengen met het woord van God.
45) Ik kan begrijpen dat God soeverein met mensen handelt (bijv. Judas Iskariot die zichzelf ophangt), maar wanneer zogenaamde mannen van God andere mensen tot zelfmoord brengen is dit iets anders voor mij. In het begin van de opwekking was er een man bij betrokken met de naam Fanuel Ntsibande. Hij was een Mozambikaans staaatsburger die naar Zuid-Afrika was gekomen om te werken. Terwijl hij daar was trouwde hij met een Zoeloe vrouw en daarna had hij een paar kinderen bij haar. Hij was bekeerd geworden onder de bediening van Erlo enkele jaren daarvoor en hij was met Erlo gaan samenwerken als medewerker in het evangelie. Erlo hield van hem en werkte veel met hem samen. Toen de opwekking begon in Maphumulo, had Erlo het gevoel dat de Here geen behagen in hem had. Wat de werkelijke reden hiervan was heeft hij mij nooit verteld. Ik denk dat hij vragen had over een aantal dingen. Fanuel’s vrouw Josfina was in de tussentijd een van Erlo’ naaste medewerkers geworden. Erlo wilde daarom van hem af en Josfina was het hier ook mee eens. Erlo benaderde hierop, geholpen door iemand anders, de Zuid-Afrikaanse politie om hem terug te laten zenden. Dit betekende dat hij permanent gescheiden zou worden van zijn vrouw en kinderen. Dit was teveel voor hem, hij ging hierop weg en hing zichzelf op. De manier waarop Erlo en zijn mensen dit afdeden verbaasde mij enorm, het leek erop dat het hun niet veel kon schelen. Dat was gesneuvelde nummer een.
46) Aan het werk in Claridge verbonden was er een jonge medewerkster genaamd Peggy Porrill. Het weinige wat ik van haar wist liet zien dat zij een prachtige persoon was. Toen Erlo met de leer van zondenbelijden kwam, werd het de hoofdmoot en het werd telkens weer gepreekt en naar voren gebracht. De heer Engelbrecht nam dit ook over. De prediking legde een enorme druk op de mensen. Peggy kon dit gewoon niet meer aan en zij pleegde zelfmoord door op de treinrails te gaan liggen. Kan iemand de zielenood voorstellen die haar tot deze daad bracht. Dit schokte de heer Engelbrecht die naar Erlo ging om naar het woord van de Here te vragen. Hij kwam terug en vertelde ons dat de Here zei dat we er niet te bedroefd over moesten zijn, omdat zij slechts een nieuw slachtoffer in de strijd was.
47) Iets anders wat in het begin vreemd was, was hoe zij er een vermaak in schiepen wanneer zij enkele van hun critici het zwijgen konden opleggen. Zij zeiden dan “simvale ekopini”, d.w.z. zij hebben hem ingeblikt zoals men vlees, fruit of groenten inblikt. Dit werd vaak op een minachtende manier gezegd en het was allemaal onderdeel van een strategie die zij “amusu ka Moya” noemden, wat wil zeggen “de plannen van de Geest.” Vele malen viel het mij op dat deze plannen van de Geest op zijn minst dwaalwegen waren. Als deze plannen werkten, schiep het hun groot vermaak en zij hadden het er dagen over. Heel vaak zeiden ze “die en die is een echt kind en heeft geen verstand.”
Zij hekelden vaak de blanke christenen en zeiden van hen “Bayizingane” – “zij zijn kinderen.” Ik weet van gelegenheden waarop zij hen niet in een geheime samenkomst toelieten omdat ze het niet zouden begrijpen. Erlo (die zelf een blanke is) zei deze dingen vaak van zijn medeblanken. Zij zeiden vaak dat zij nog steeds luiers aan zouden moeten.
48) Nu was er een medewerkster die de zang in alle samenkomsten leidde. Zij was een prachtig toegewijd meisje met de naam Constance. Nu had Thofozi, de dochter van Hilda (die ook bekend stond als mevrouw Dube of Magasa) een droom/visioen. In het visioen zag zij een vreemdeling, een afrikaanse man met een lichte gelaatskleur en een litteken ergens in zijn gezicht. Haar werd in het visioen toen verteld dat Constance met deze man moest trouwen. Op een dag arriveerde de vrachtwagen van Manfred met een lading mensen en daaronder ook de man die Thofozi in het visioen gezien had en zij wees haar moeder en de andere medewerkers op hem. Hij werd hierop benaderd en hem werd verteld dat hij Constance moest trouwen. Hij zei echter dat hij geen geld had voor de bruidsschat. Zij zeiden hem dat zij daarvoor zouden zorgen, en dat hij alleen gehoorzaam moest zijn aan wat de Here hem zei wat hij moest doen.
Constance was natuurlijk gealarmeerd. Ten eerste was zij helemaal niet van plan te trouwen en ten tweede wilde zij de Here ongehinderd dienen. Omdat zij er op stonden en haar vertelden dat als zij het niet deed, zij tegen de Here in zou gaan, stemde ze er in toe, omdat ze niet tegen de Here in wilde gaan.
Voor mij was de hele zaak wat vreemd. Ik wist niet hoe ik dit in overeenstemming kon brengen met de Schriften waarin ons wordt verteld geen ongelijk span te vormen. Het was vanaf het begin al duidelijk dat de man geen toegewijde christen was, in feite denk ik dat hij God helemaal niet kende.
Toen gebeurde het onvermijdelijke. Deze bevoorrechte die een vrouw kreeg op een presenteerblad zonder zelf een bruidsschat te hoeven betalen (deze hadden zij voor hem betaald) begon naar andere meisjes te kijken en begon zelfs hen het hof te maken. (Hij deed nog andere dingen welke mijn haren te bergen deden rijzen).
Omdat ik dit niet kon begrijpen, ging ik naar Erlo om naar de zaak te vragen. Ik vroeg Erlo of Boyi (dat was zijn naam) een christen was. Zoals gewoonlijk antwoordde hij mij met een vraag. “Waarom vraag je dit ?” Ik vertelde hem hierop dat de man zich niet als een christen gedroeg. Hij redde zich uit de hele situatie door mij geen oprecht antwoord te geven. Ik wilde geen rel schoppen en ging dus weg. Het huwelijk liep snel op de klippen met Constance gedesillusioneerd en gemeden door de leiding.
49) Toen viel het mij op dat ze hatelijke opmerkingen tegen mij maakten en mij buitensloten. Ze wilden me niet meenemen naar samenkomsten. Zo kwam Friedel op een dag bij me langs en zei dat Erlo naar de boerderij van oom Ewald in Kranskop ging en pas laat terug zou komen. Terwijl hij mij dit vertelde zei de Here tegen mij “Ze liegen, ze gaan naar Umlazi voor een samenkomst en ze willen niet dat je met hun meegaat”. Ik ging naar Gertrud en vertelde haar wat Friedel had gezegd en wat de Here had gezegd. Ze werd verontrust en en waarschuwde mij hen niet van leugens te beschuldigen. Ik vertelde haar toen gewoon te wachten want de waarheid komt wel naar boven. De volgende morgen zag ik Immanuel (die op dat moment Erlo´s chauffeur was) en vroeg hem: “Ibinjani inkonzo Emlazi?” (“Hoe was de dienst in Umlazi ?”) Hij antwoordde: “Ibivutha” (“Het was een dienst vol vuur”). Ik vroeg hem toen of zij ook langs de boerderij van oom Ewald in Kranskop waren gekomen en zijn antwoord was natuurlijk “nee”. Ze waren rechtstreeks naar Umlazi gegaan. Dit was niet de enige keer dat zij logen. Een van de medewerkers was gewoon te zeggen “Baqambamanga aluhlaza”, d.w.z. “zij vertellen klinkklare leugens. Ik maakte dit zelf een paar keer mee. Geen wonder dat ze zich verontschuldigden met het feit dat zelfs Samuël zich achter een offer verschool om te ontkomen aan de wraak van Saul. Samuël vertelde echter nooit een leugen, hij moest het offer offeren, maar zij vertellen leugens.
50) Toen kwam het visioen voor een ziekenhuis voor zieke mensen. Niet een gewoon ziekenhuis, maar een waar ze konden bidden voor de zieken en waar ze mensen in nood raad konden geven. De Here liet hen in een droom de precieze plaats in Maphumulo zien waar het ziekenhuis gebouwd zou gaan worden. Het was waar het huis van Immanuel was en dicht bij het huis was een kleine sinaasappelboom en daar zou het ziekenhuis gebouwd moeten gaan worden.
51) Maphumulo was in die tijd Afrikaans gebied en blanken konden er alleen wonen met toestemming van Pretoria. Een blanke kon niet kopen of iets bezitten zonder toestemming van de regering. Erlo moest dus toestemming vragen om daar te gaan bouwen. Het verzoek werd afgewezen. Toen ik Erlo hierover sprak vertelde hij me dat het ziekenhuis zeker in Maphumulo gebouwd zou worden omdat God hem dit had laten zien, en mensen daar niets aan konden veranderen. Maar toen ze uiteindelijk hun ziekenhuis bouwden was het mijlen ver weg op een boerderij in het gebied van Kranskop.
Ze gaven nooit een verklaring waarom de Here van gedachten veranderd was, noch gaven ze toe dat ze een vergissing gemaakt hadden. Dit soort dingen doen ze nog steeds, als wat anderen mij vertellen waar is. Nu zegt de Bijbel dat een profeet die iets voorzegt wat niet uitkomt een valse profeet is die niet door God is gezonden.
52) Het verbazingwekkende was dat ik hen nooit van iets beschuldigd heb. Ik stelde alleen maar vragen om duidelijkheid te krijgen. Terwijl ik deze dingen opschrijf kan ik de zaak veel helderder beschouwen dan in die tijd. Ik stond onder een verschrikkelijke druk. Niet zo zeer door de gebeurtenissen die ik hiervoor beschreef (deze kon ik niet op een rijtje krijgen) maar meer door hun houding. Ze konden er niet tegen als je hen vragen stelde, ze haatten dat. Zolang je nergens tegen in ging en geen vragen stelde was je welkom en werd je gebruikt.
53) De Here heeft mij sedertdien laten zien dat een ieder die niet bereid is ondervraagd te worden veel te verbergen heeft en niet in het licht wandelt. Paulus zegt dat we altijd bereid moeten zijn rekenschap te geven van waar we in geloven en waar we voor staan, van de hoop die in ons leeft.
54) Erlo had absoluut gezag en dit was hem niet door de mensen opgedrongen. Hij eiste volkomen gehoorzaamheid.
Ik herinner me een dag toen hij naar Friedel toeging en hem vroeg iets te doen waar hij het volkomen mee oneens was. Friedel was woedend en maakte kenbaar het er volkomen mee oneens te zijn, maar Erlo eiste gewoon dat het zou gebeuren. Friedel deed het daarna ook gewoon ondanks hoe hij zich voelde.
We zagen dat Friedel volkomen onderworpen raakte aan Erlo en Hilda. Als anderen iets niet begrepen of gevraagd werden iets te doen waar ze het niet mee eens waren, was hij gewoon te zeggen “buig gewoon”, waarbij hij de duitse uitdrukking “beuge dich” gebruikte. Anders gezegd, onderwerp je en gehoorzaam zelfs als je zelf van mening bent dat het verkeerd is (zelfs als je het gevoel had je geweten geweld aan te doen). Ze beweerden te weten wat God wilde en je moest hen gewoon zonder nadenken gehoorzamen, anders konden ze niet met je omgaan.
55) Hier gaan ze heersen over het denken van mensen. Ik geloof dat het te herleiden is tot het feit dat Erlo gelooft dat God door Hilda tot hem spreekt en dat deze opdrachten tot elke prijs gehoorzaamd moeten worden, en zijn volgelingen moeten ook gehoorzamen aan wat hij denkt dat van God is. Men moet niet durven na te denken, alleen gehoorzamen. Waar is hier de plaats van persoonlijke verantwoordelijkheid ?
De Bijbel moedigt ons aan ons volle verstand te gebruiken en het is de vijand der zielen die ons van ons verstand wil beroven. De Heilige Geest verlicht ons verstand en verduistert het niet.
In de beschreven situatie moest men zijn verstand onvoorwaardelijk aan hen onderwerpen. Als je dit niet deed kon je geen deel zijn van hun werk. Hoe ze dit ooit naar God zullen kunnen verantwoorden en wat ze tegen Hem zullen zeggen is een vreselijke gedachte. We hebben niet het recht Gods volk tot slaven te maken van ons zelf of van bepaalde zienswijzen van ons.
56) a) We hebben Gods Woord met zijn kostbare beloften.
b) Wij die zijn kinderen zijn hebben de Heilige Geest die bij machte is on te leiden in alle waarheid. Jezus heeft dit beloofd.
c) Een ieder is persoonlijk verantwoordelijk voor God voor wat hij doet en gelooft.
d) Niemand zal er onderuit kunnen komen door te zeggen “Erlo heeft me misleid”. Dit is een ontnuchterende gedachte.
e) We moeten ons toewijden om de waarheid lief te hebben. 1 Thess. 2:19.
f) Iedereen moet verloofd zijn met Christus, individueel en gezamenlijk. We moeten nederig voor zijn aangezicht wandelen en Hem de gelegenheid geven ons te leiden. Hij doet dit door Zijn Woord, verlicht door de Heilige Geest en Hij spreekt ook in onze intuïtie.
57) Het werd voor ons erg moeilijk. We werden buitengesloten alsof we de grootste vijanden waren. We hadden geen inkomen en verwachten van God dat Hij zou voorzien in onze behoeften. Hij liet echter ook toe dat we een aantal beproevingen ondergingen. Wanneer we geen eten hadden stuurden we onze kinderen naar school met droog brood. Ze reisden in dezelfde bus samen met andere kinderen van Maphumulo (waaronder die van Friedel en anderen) die zoveel eten in hun lunchbox hadden als ze maar wilden. Maar God droeg ons er genadig doorheen.
58) Wat ik met heer Engelbrecht had meegemaakt stelde mij in staat beter met de situatie om te gaan dan Gertrud. Zij had zulke pijnen in de borst dat ze dacht dat ze dood ging. Ze dacht eigenlijk dat wat ze met de heer Engelbrecht had meegemaakt kinderspel was vergeleken met dit. Deze mensen waren per slot van rekening neven van haar. Elke poging hen te benaderen om te proberen deze zaken op te lossen werd afgewezen en ik kwam nergens. In feite sloten ze ons niet alleen buiten, maar deden ze er ook alles aan om ons te vernederen.
59) Een keer toen ik naar Erlo ging om met hem te spreken, en naar mijn beste weten wilde ik alleen maar de dingen ophelderen, werd hij zo kwaad dat zijn nek opzwol en hij rood werd van kwaadheid. Hij realiseerde zich waarschijnlijk dat hij me niet kon slaan zoals hij een andere vrouw in zijn woede had geslagen, en dus stond hij op en ging weg. Ik bleef achter en vroeg mij af wat ik moest doen. Na een tijdje ging ik ook weg. Soortgelijke dingen gebeurden er wanneer ik met zijn medewerksters probeerde te spreken. Ik ging bedeesd en bevend naar hen toe in de hoop dat ze mij zouden accepteren. Ik klopte vervolgens op hun deur. Ze openden de deur dan net voldoende om hun gezicht naar buiten te steken en zeiden “Ufani?” (wat moet je ?) Ik zei: “Ik ben gekomen om met jullie te praten.” De deur werd echter in mijn gezicht dichtgegooid met de woorden “we hebben geen tijd”
60) We leefden in een oud houten en ijzeren huis dat aan de achterkant stond van het huis van Friedel. Er was ook een deur die uitkwam in Friedel´s nieuwe huis. Men kon dus zeggen dat het bijna één huis was, behalve dan dat de hoofdingang van dit huis gelegen was aan een zijpad. Ze gaven ons het gevoel totaal niet welkom te zijn, behalve de kleine kinderen, Estelle en Rene. Hun houding tegen ons was geweldig en maakte ons leven zeker wat gemakkelijker. Mag de Here hen zegenen!
Zoals ik al zei maakten ze het erg moeilijk voor ons. Ik herinner me nog de dag dat we werden uitgenodigd om bij hen te komen eten. Ze hadden ook andere gasten en ons werd dus verteld dat ze ons op zouden roepen wanneer het eten klaar was. Dit gaf ons op de een of andere manier een klein beetje hoop dat ze hun houding aan het veranderen waren. Toen we uiteindelijk geroepen werden hadden al de anderen al gegeten en zaten met hun stoelen tegen de muur, terwijl wij alleen aan de tafel moesten eten. Ik vraag me nog steeds af hoe we dit gewoon konden doen in plaats van opstandig te worden en hen te vertellen dat ze het eten zelf maar moesten opeten. Het laat in ieder geval zien dat we niet aan het strijden waren. Zij waren degenen die strijden.
61) Ik herinner me nog de dag dat ik Friedel´s eetkamer binnen liep, terwijl hij aan het telefoneren was met oom Roy Cope. Hij had een meningsverschil met hem over een bepaalde zaak, maar hij was in staat zijn hoofd koel te houden. Toen hij de hoorn neerlegde explodeerde hij. Plotseling zag hij mij en realiseerde hij zich dat iemand had meegeluisterd. Ze konden heel boos zijn, maar hij leek zich niet te realiseren dat zijn houding erg slecht was. Hij deed al gauw alsof er niets aan de hand was.
Het allerergste was dat ze mij nooit informeerden over wat het probleem was. In plaats hiervan bleven ze me dromen geven van Thofozi, welke op zijn zachtst gezegd bizar en vreemd waren. Toen ik naar Erlo ging om hem te vragen mij te helpen met het begrijpen van de droom zei hij dat het liet zien in wat voor duisternis ik mij bevond en dat ik de dromen niet kon begrijpen, of wat God mij er door wilde zeggen.
62) Ik herinner me ook, na geprobeerd te hebben de kwestie van hun houding naar mij op te lossen met Erlo en zijn Afrikaanse vrouwen, dat ik voorstelde dat hij een bijeenkomst zou organiseren van alle blanke en zwarte broeders waar hij hen op de hoogte zou stellen vaan wat hij tegen mij had en ik zou dan de gelegenheid krijgen te vertellen welke moeilijkheden ik had. Ik zag hem beven, en hij ging er niet op in. In plaats hiervan organiseerde hij snel en in het geheim een bijeenkomst voor de Afrikanen in Kingscliffe, weg van Maphumulo, waar hij mij aanklaagde bij de mensen en zei dat Nathaniel Ximba en ik slangen waren en dat wij ons net als Fanuel om het leven zouden brengen. Deze bijeenkomst noemde hij onze begrafenis, waar ze ons begroeven. Men zou zich misschien af kunnen vragen: wie waren de slangen ? Degenen die in het geheim en achter onze rug om negatief over mensen praten, of degenen die bereid waren de zaken onder ogen te zien en op te lossen ? Op laffe en heimelijke wijze probeerden ze karaktermoord te plegen. Dit hebben ze ook proberen te doen met sommigen van de mensen die recent weg gegaan zijn.
63) Het werd van ons verwacht dat wij alle dromen die we haddden opschreven en aan Erlo gaven. Hij bekeek ze dan en sloeg ze op in een archief, voor het geval dat ze in nu of in de toekomst op iets of iemand van toepassing zouden zijn.
64) Het was op deze tijd, toen ze druk op mij begonnen uit te oefenen, dat ik een verbazingwekkende droom had. Ik leg normaal niet zoveel nadruk op dromen. De Here waarschuwde mij echter vaak, wanneer er een bedrieglijke en moeilijke situatie naderde, door mij te laten dromen over slangen, en steeds bleken ze correct te zijn. Ik geloof dat God dit in zijn goedheid en genade deed om mij te helpen. De droom was meer dan slechts een waarschuwing omdat er ook details in werden beschreven. Ik droomde dat ik dwangarbeider was in Sowjet Rusland. Ik zag mijzelf de zwarte treden van een groot regeringsgebouw aan het schoonmaken en polijsten. Ik was verontrust in mijn gemoed en vroeg mij af hoe ik terechtkwam in communistisch Rusland en ik had een diep verlangen om uit deze situatie te geraken. In mijn droom zag ik ook Erwin Freese langslopen en ik kon zien dat hij ook ongelukkig en terneergeslagen was. Hij had echter gemakkelijker werk dan ik. Hij deed administratief werk.
Toen veranderde de setting en zag ik mijzelf aan boord gaan van een groot russisch vliegtuig, wat bedoeld was om ons het land uit te krijgen. Ik was er samen met een groot aantal mensen verspreid over verschillende groepen. Iedereen fluisterde om niet gehoord te kunnen worden, om niet in de problemen te komen want het scheen dat er een of andere regeringswijziging aankwam (of iets soortgelijks). Het was bitter koud en de mensen hadden overjassen aan, anderen hadden eierdonsen dekbedden en dekens om zich heen geslagen om te proberen zich warm te houden. In de ingang van het vliegtuig stond Bodo Stegen en hij zei: “Een ding moet ik de Russen nageven, ze hebben tenminste filmvoorstellingen in hun vliegtuigen.” Ik wenste bij mijzelf dat hij zijn mond had gehouden. De Russen zouden ons nu misschien hier houden en ons niet het land uit vliegen. Er was ook een Niebuhr vrouw bij. Ze sprak heel veel, wat me ook bevreesd maakte. Het vliegtuig vertrok niet en ik werd wakker.
65) De hele kwestie was eerst een droom voor mij, maar omdat deze droom zo levend was en ons werd verteld onze dromen op te schrijven en aan Erlo te geven, deed ik precies dat. In de middag kwam ik Erlo tegen en hij zei tegen mij: “Die droom van jou, kunendaba (er zit waarheid in) Bodo heeft me al zijn kant van het verhaal beleden.”
Ik dacht over de droom na en bad er over. Omdat dromen gemakkelijk flink verkeerd uitgelegd kunnen worden, wilde ik dat de Here mij liet zien wat de droom betekende, en of de droom wel iets te zeggen had. Terwijl de dag voorbijging herinnerde ik mij plotseling iets in de droom dat ik ongemerkt had weggelaten toen ik hem opschreef. Toen ik mij afvroeg hoe in deze situatie terecht was gekomen, zei een stem van ver weg flauwtjes: “Er ging iets fout bij de grens, er was verwarring bij de grens.”
66) Dit gaf mij de sleutel om het eerste deel van de droom te begrijpen. In feite wist ik toen dat de droom van de Here was, en zij hadden de sleutel niet om de droom te begrijpen, waardoor ze hem zouden kunnen misinterpreteren.
Zij zouden de hele betekenis van de droom nu omdraaien en tegen mij richten en zichzelf er niet in zien. De verwarring bij de grens was toen ze me vroegen te komen en mij bij hen te voegen. Ik was onzeker of ik dit wel moest doen, maar door druk van hen en Gertrud ging ik toch.
Waarom had ik deze sleutel niet opgeschreven ? Ik den dat de Here het op dat moment van me afgenomen had zodat zij het niet te horen zouden krijgen.
67) Eerst vond ik het moeilijk te aanvaarden dat de Here hen vergeleek met Sowjet Rusland, maar de droom beschreef de situatie goed. Ik zat opgesloten in een systeem waar ik werkte voor een totalitair leiderschap. Ik deed grondwerk, graven en effenen met houweel en schop, bij Hilda’s huis. Ik deed ook wat loodgieterswerk en liet water naar beneden naar haar huis stromen. Ik deed ook andere dingen. Ik had me voorgenomen om alles met een vreugdevol hart als voor de Here te doen. Zelfs dit nam alle druk niet van ons af. Erwin Freese was ook totaal gemuilkorfd en geisoleerd en onder druk gezet, zodat hij gedesillusioneerd werd en gefrustreerd raakte. Spoedig daarna verliet hij het werk.
68) We wisten nu dat we er niet meer onbeperkt zouden kunnen blijven. We baden ernstig om leiding opdat we niet vanuit de braadpan in het vuur zouden springen. We wilden zeker zijn dat we deze keer juist zouden handelen. Er bestond echter geen onzekerheid over de droom, het enige wat we hoefden te weten was dat hij van de Here kwam. Ons gebed was: “Here, als deze droom van u is, breng ons dan alstublieft terug naar de grens.” De grens was natuurlijk daar waar ik vertrokken was toen ik mij bezighield met het plaatsen van hekwerken om mijn brood te verdienen. Het bedrijf waar ik eigendom van was heette E&G.
Redinger Ltd. Had ongeveer R400 op de bank en bezat ongeveer R1200. Terwijl ik op Maphumulo verbleef gebruikte ik geen bedrijfsgeld om in mijn persoonlijke behoeften te voorzien omdat ik vond dat dit aan de schuldeisers toebehoorde. Gezien vanuit onze tijd lijkt dit weinig, maar in 1969 kon men een goede tweedehands pickup kopen voor R500.
Ik dacht dat ik op zijn minst van mijn kant moest proberen om terug naar de grens te komen. Ik benaderde dus handelaren om te proberen een truck van hen te verkrijgen op lease basis. Vanzelfsprekend waren zij geinteresseerd, maar wie kan een dure truck aan een armlastig iemand verkopen? Toen ik niet meer wist wat te doen hoorde ik van iemand dat de man die mijn uitrusting had gekocht deze weer wilde verkopen. Ik benaderde hem en vertelde hem dat ik geen geld had, maar dat ik mijn uitrusting heel graag terug wilde kopen. Hij zei tegen me: “Erwin, ik vertrouw je. Neem je truck met de kraan, de tractor met de lier en de kettingzaag voor R3000 en betaal me wanneer je dat kunt.” En zo waren we weer terug bij de grens.
69) Het was op deze tijd dat mijn broer Egon mij herhaalde malen opbelde om naar Harding te komen, waar hij woonde. We hadden hem eerst niet verteld over onze situatie omdat we geen hechte relatie met hem hadden. We waren dus verbaasd dat hij op deze wijze contact met ons opnam. We vroegen de Here om dit te bevestigen. We ontvingen diverse woorden. Getrud had de indruk dat de Here haar zei dat: “De plaats waar jullie naar toe gaan, daar zul je voedsel, kleding en vrienden vinden.” Dit waren precies de zaken waar we gebrek aan hadden. Toen we in Harding aankwam raken we onmiddellijk bevriend met alle zendelingen in dat gebied. Egon bracht ons boodschappen en groenten. De zendelingen brachten ons kleding uit Zweden, die ze ons gaven omdat ze geloofden dat de Here hun dat gezegd had. We hadden dus vrienden, kleding en voedsel. We waren verbaasd dat de Here zo letterlijk zijn woord aan ons had vervuld, en zo Zijn woord aan ons bevestigde dat we wisten dat we in Zijn wil waren.
70) Maar hoe nu met het tweede deel van de droom? Het russische vliegtuig dat niet opsteeg? Als het eerst deel van God was, dan moest het tweede deel toch zeker ook van Hem zijn? Eerst kon ik het allemaal niet op een rijtje krijgen, maar zes jaar later was dit wel het geval.
71) Nadat ik was vertrokken realiseerden ze zich dat ik hen veel schade zou kunnen berokkenen. Ze kwamen dus om te proberen ons te manipuleren. Ze gebruiken altijd tactieken om te proberen je te overmeesteren. Ze waren gewoon in groepen te komen om een enkeling aan te pakken, of iemand samen met zijn vrouw. Zo laf waren ze. Nietemin verwelkomde ik hen onder de voorwaarde dat ze Erlo meenamen. Zonder hem hoefden ze het niet te proberen.
Toen ze arriveerden was Erlo echter niet bij hen. Ze hadden dierbare Trevor Dahl aangesteld om in het begin hun woordvoerder te zijn. Nadat Trevor enige tijd gesproken had realiseerde ik mij dat zij hem alles wat hij moest zeggen vantevoren verteld hadden. Ik was me van hun strategie bewust en interrumpeerde Trevor en zei: “Waar was jij toen Hilda en Helen dit deden? En waar was jij toen ze dat zeiden? Waar was jij toen Erlo dit zei?” Ik vermeldde de dingen in meer details en zei hem dat hij Hilda en Helen moest vragen welke aanwezig waren. Trevor was in verlegenheid gebracht en kon zijn strategie niet voortzetten. Toen Hilda zag dat ze werd ontmaskerd vroeg ze of ze alleen met Gertrud en mij kon spreken. We gingen dus naar de slaapkamer waar ze ons om vergeving vroeg en haar verontschuldigingen aanbod voor wat ze had gedaan. Ik geloof dat we toen een kans gemist hebben. We hadden er op moeten staan dat ze wat ze ons in de kamer had verteld zou herhalen, maar omdat we niet aan het strijden waren lieten we deze kans voorbij gaan. We zeiden hen dat ze moesten terugkomen met Erlo en dat de zaak anders niet opgelost zou kunnen worden.
72) Toen Erlo enkele dagen later arriveerde was hij alleen. Natuurlijk wilde hij niet ontmaskerd worden voor de ogen van zijn mensen die hem zo goed als aanbaden. We vertelden hem dat we teleurgesteld waren maar wel met hem wilden spreken. Een van de zaken waar het over ging had mede betrekking op mijn broer Egon en mijn vader. Nadat we samen hadden gegeten en toen hij op het punt stond te vertrekken vroeg hij me om Egon er niet bij te betrekken. Hij zei het op deze manier: “Laten we Egon er niet bij betrekken, laten we hem er buiten laten.” Ik stemde hiermee in omdat ik Egon niet onnodig wilde belasten omdat hij zijn vrouw onlangs op tragische wijze had verloren.
Een paar weken later ging ik naar een veemarkt en nam Egon mee. Terwijl we thee dronken in de Richmond theezaal, zei hij plotseling: “Erwin, wat jij tegen Erlo hebt gezegd was niet waar.” Verbaasd vroeg ik: “Wat heb ik dan tegen Erlo gezegd?” Hij vertelde het me toen en ik vroeg hem toen waar hij dat vandaan had. Toen vertelde hij me dat Erlo rechtstreeks van mijn huis naar hem was toegegaan. Ik kon het niet geloven. Niet alleen had hij onze overeenkomst om Egon er buiten te laten gebroken maar hij verdraaide ook de hele zaak en loog erover. Dat deed de zaak voor mij af en ik realiseerde mij dat ze nog steeds even bedrieglijk waren.
73) Wat ze zich niet realiseerden is dat hoe verontrust ik ook was over de hele kwestie ik er niet op uit was hen zwart te maken of hen tegen te werken.
Terwijl ik nog op Maphumulo was en onder vreselijke druk stond had ik behoefte om deze last te delen met iemand die ik vertrouwde. Ik ging dus naar de heer William Duma die voorganger was van een baptistengemeente in Umgeni Road in Durban. Hij was een man van God die ik erg respecteerde en liefhad. Hij werd en wordt nog steeds gerespecteerd door duizenden die hem gekend hebben. (Hij is sedertdien gestorven om met de Here te zijn.) Hij had een verbazingwekkende bediening en werd door God gebruikt in prediking, genezing, bevrijding en pastoraat.
Toen ik bij hem thuis aankwam ontving hij me zoals gewoonlijk op een warme wijze. Toen ik enkele van mijn ervaringen met hem deelde zorgde ik er voor dat hij begreep dat ik niet probeerde om Erlo en zijn team naar beneden te halen, maar dat ik alleen zijn advies wilde in de situatie. Hij luisterde geduldig totdat ik klaar was. Hij merkte toen op: “Dit is haat! Dit is haat! Thula du! Thula du! Thula du! Shiyela ku Nikulunkuli (“Houdt je doodstil en laat het aan God over.”) We dronken daarna samen thee.
74) Ik geloofde echt dat dat een woord van de Here was voor mij op dat moment. Ik was echter zo verwond dat ik het af en toe met enkele mensen deelde. Ik vond echter dat ik de Here hiermee tekort gedaan had en wilde mijn falen niet alleen aan God belijden maar ook aan een mens. Ik ging terug naar broeder Duma en zei hem dat ik had gezondigd door mij niet doodstil te houden.
75) Jaren zijn voorbij gegaan en we hebben erg weinig gezegd over wat daar allemaal is geschiedt. Ik geloof dat nu de tijd is gekomen om de zaak tot een oplossing te brengen. God heeft nog steeds alles in Zijn handen en zal tot Zijn eer handelen.
76) Ik wil nu nog teruggaan naar het tweede deel van de droom. Velen trokken zich terug uit wat vandaag de Kwasizabantu zending is, maar wat in die dagen het Claridge of Maphumulo werk heette. Het is de lezer misschien opgevallen dat ik mijn kant van het verhaal naar buiten bracht en hieruit zou men kunnen concluderen dat ik de enige was die toen wegging, maar dit is niet het geval, velen gingen in diezelfde tijd weg. Het was niet een georganiseerd weggaan, maar ieder ging zelf weg, omdat ze zagen wat daar gebeurde. Het is geweldig dat ik kan berichten dat de meeste van degenen die toen vertrokken nog steeds de Here dienen. Ieder van hen heeft zijn eigen verhaal te vertellen. Ik heb veel gehoord van wat zij meegemaakt hebben en in de meeste gevallen is het gelijk aan wat ik heb meegemaakt. Dit bevestigt dat zij niet zo rechtvaardig waren als zij deden voorkomen. Ze schreven ons af, maar God zij dank die ons droeg en ons bracht waar we vandaag zijn.
77) Toen deze scheuring bekend werd leidde dit tot bezorgdheid bij een aantal leidinggevende figuren in de Gemeente. Loren Cunningham en andere leiders organiseerden hierop een aantal bijeenkomsten, welke werden gehouden in Claridge, om de verschillen op te lossen en verzoening tot stand te brengen. Ik had niets van doen met het organiseren van deze bijeenkomsten. Ik werd net als alle anderen die vertrokken waren uitgenodigd om ze bij te wonen. Oom Gerhard Engelbrecht was degene die de bijeenkomst organiseerde en van wat we af konden leiden was KSB er niet zo blij mee, maar ze waren wel aanwezig. De leiders die naar de bijeenkomsten kwamen om te bemiddelen waren Loren Cunningham, Ian Muir, Jacques Theron en Joy Dawson. Ze hadden ook Ed. Roebert gevraagd om te komen, maar om een of andere reden was hij er niet.
78) De mensen werd gevraagd om de tegenpartij niet te ontmoeten om te proberen een aantal van de kwesties op te lossen, totdat de bemiddelaars de verschillende aspecten van hoe verzoening tot stond gebracht kan worden en hoe conflicten opgelost kunnen worden hadden behandeld. Terwijl de bijeenkomsten voortschreden, viel het mij op dat mensen in kleine groepen bij elkaar zaten en erg zacht praatten. Als men hen benaderde dan werd het doodstil. Dit kon je overal zien, maar ik had nog steeds niet door wat er gebeurde. Ik was net als degenen rond het vliegtuig in de droom.
Toen op een avond, terwijl ik in de samenkomst zat, keek ik in de kapel rond en zag dat de mensen grote overjassen droegen en dekbedden van eierdons en dekens om zich heen hadden geslagen om te proberen zichzelf warm te houden omdat het bitter koud was. Plotseling realiseerde ik mij dat dit mijn droom was die uitkwam. Dit was het vliegtuig dat verondersteld werd de mensen uit Sowjet Rusland te brengen. Ik zei luid tegen Gertrud: “Kijk! Kun je het niet zien? Dit is mijn droom.” Toen zag ze het en was verbaasd. De vraag was nu, waar was Bodo? In de droom had hij gezegd dat de Russen films hadden en dat is precies wat Loren Cunningham zei: “Men kan niet ontkennen dat er trances in de Bijbel zijn.” Hij probeerde te zeggen dat trances niet onbijbels zijn en niet automatisch verdacht waren. Het was op dat punt dat ik hem onderbrak, en zei: “Alsjeblieft, Loren, in de Bijbel wisten mensen die in een trance gaan precies wat zij hadden gehoord, gezien of gezegd.” Voordat Loren verder kon gaan, stond een dame op de voorste rij, die naar KSB was gegaan voor pastoraat, op. Ze draaide zich om zodat ze de aanwezigen aankeek en zei: “Oh, die trances ken ik, ik kom daar net uit, dat is spiritisme.”
79) Na dat kleine voorval leek Loren niet veel meer te zeggen te hebben en gaf hij de volgende samenkomst over aan Joy Dawson, die Erlo zo ongeveer tot in het extreme prees. Wees er van overtuigd dat een aantal van de dingen die Joy noemde vervuld zijn. Erlo is internationaal bekend geworden en het werk is erg groot gegroeid (dit lijkt althans zo). Dit was dus de Niebuhr vrouw die veel sprak en me enigszins deed vrezen in mijn droom. Toen we uit de samenkomst kwamen was oom Gerhard in tranen. Hij zei: “Alles wat kon worden bereikt is door Joy Dawson verwoest.” Precies als in de droom is het vliegtuig nooit vertrokken. Dit vond plaats ongeveer zes jaar nadat ik de droom had. Denk eraan dat het eerste deel van de droom meteen van toepassing was, maar dat het andere deel pas nu vervuld werd.
80) Ik was verbaasd hoe nauwkeurig de droom was, zelfs in de details. Maar God die het kleed onder de Sowjet Unie weggetrokken heeft kan ook met deze situatie klaarkomen.
81) Ik heb niet alles opgeschreven. In het bijzonder heb ik erg weinig geschreven over het begin in Claridge. Maar over het begin van KSB heb ik iets meer details gegeven. Het allemaal in detail opschrijven levert meer dan een dik boek op. Wanneer het aankwam op de ervaringen van anderen die KSB hebben verlaten, heb ik deze doelbewust weggelaten. Ik wilde niet andermans zaak beschrijven en misschien bouwen op van horen zeggen. Ik heb echter een uitzondering gemaakt voor wat betreft Erwin Freese omdat ik dit allemaal gezien heb.
Sindsdien zijn vele van de medewerkers vertrokken, en een ieder, daar ben ik van overtuigd, kan eigen ervaringen mededelen. En het zal geen verrassing zijn als ze dat doen, omdat ik geloof dat God doet wat ze in het begin over Anton Engelbrecht zeiden. “Daarom, al wat gij in de duisternis gezegd hebt, zal in het licht gehoord worden; en wat gij in het oor gesproken hebt, in de binnenkamers, zal op de daken gepredikt worden.” (Lukas 12:3). Misschien dat dit er toe zal bijdragen dat dingen opgehelderd en rechtgezet worden.
82) Het is mijn gebed dat als er geen radicale bekering komt en erkenning van hun fouten, dat de Here het kleed onder hen wegtrekt. Zelfs tijdens de samenkomst in Claridge had ik een gelegenheid om enkele minuten met Erlo te spreken. Er was geen bekering noch bereidheid om te luisteren. Ik kan zijn houding niet beschrijven, of het nu het gevolg was van de druk op hem, of vanwege wat er gebeurde op de bijeenkomsten, of dat het doelbewust niet bereid zijn om te luisteren naar wat je te zeggen had was. Laat het nu in het open worden gezegd en laten alle christenen luisteren en zelf oordelen.
83) Ik geloof dat daar vele oprechte mensen zijn, toegewijd en met goede bedoelingen, maar ze worden misleid. Velen van hem hebben geen (kennis van) heilszekerheid, omdat hun redding afhangt van het belijden van hun zonden. Ze worden constant aangeklaagd door de aanklager der broeders. Hij vertelt hen telkens weer dat ze moeten belijden, belijden, belijden, belijden. Hoe ken men heilszekerheid hebben als men luistert naar de stem van de aanklager ?
Aan een van hun zonen (een volwassene) werd gevraagd: “Ben je wedergeboren?” Zijn antwoord was: “Ik weet niet wat je bedoeld, ik heb mijn zonden beleden.” Redding hangt echter af van geloof in de Here Jezus Christus en zijn volbrachte werk. Overwinning over de zonde geschiedt door het geloof. “en dit is de overwinning, die de wereld overwint, [namelijk] ons geloof.” (1 Joh. 5:4). Het belijden van zonde is essentieel en is een gevolg van een nauwe wandel met God. Niemand die de Here liefheeft wil blijven zitten met onbeleden zonden in zijn leven maar men moet op Christus vertrouwen. Zoals Johannes het schreef: “En hieraan kennen wij, dat wij uit de waarheid zijn, en wij zullen onze harten verzekeren voor Hem. Want indien ons hart [ons] veroordeelt, God is meerder dan ons hart, en Hij kent alle dingen.” (1 Joh. 3:19-20) Onze God is een grote God, Hij is groter dan al onze tekortkomingen en het is het geloof in Hem dat onze er toe zal brengen onze broeders lief te hebben in woord, in daad en in waarheid.
Mag de Here u zegenen en u genadig zijn.
Uw broeder in Christus,
Erwin Redinger
P.O. Box 40085
Shelly Beach
4265
South Africa