Categories
Berichten @NL

De hoge bergen in het hart

Erlo Stegen: Hoe moeilijk is het vernederd te worden

Door J. M. D. de Heer

MIDDELSTUM – Hoge bergen in het hart staan opwekking in de weg. Daarom, zei ds. Erlo Stegen gisteravond in Middelstum, is het nodig dat de hoge berg van onze wil verscheurd wordt. Zelf ging hij ooit in het holst van de nacht naar een Zulu toe om vergeving te vragen voor een scherp woord. Of dat in deze tijd ook nog mogelijk is, nu mensen zeggen ernstig beschadigd te zijn door de KwaSizabantu Zending (KSB), bleef in Middelstum een open vraag.

Ter gelegenheid van de opening van een nieuw pand in het Groningse Middelstum preekte Erlo Stegen zondagmiddag in de plaatselijke gereformeerde kerk. Gisteravond hield hij er een evangelisatiebijeenkomst. Zo’n tachtig belangstellenden, inclusief bestuursleden en sympathisanten woonden de dienst bij.

Ds. Stegen, oprichter van KSB in de Zuid-Afrikaanse provincie KwaZulu-Natal, preekte vanuit Jesaja 64:1: “Och, dat Gij de hemelen scheurde…” “De enige hoop van Jesaja was dat God zou neerdalen. Bij elke opwekking komen mensen aan het eind en gaan dan met hun hele hart naar God roepen.”

Zuur gezicht

Als God, zei Erlo, daarboven de hemel scheurt en niet hier beneden ons hart, baat het ons niets. Maar juist in ons hart zijn er zaken die voor ons een hemel kunnen zijn. “Verliezen we die, dan zetten we een zuur gezicht en zijn we zelfs bereid zelfmoord te plegen.”

Een opwekking is het werk van een soevereine God. Maar, beklemtoonde Stegen, God openbaart zich alleen als onze hemel verscheurd is. Hij haalde het voorbeeld van een man aan, “die nu tegen opwekking schrijft”. Deze zei eens: “Ze willen hier dat ik mijn leven verlies, dat ik buig, dat ik sterf en dat wil ik niet.” Zo blijf je, concludeerde Stegen, een vijand van de opwekking, een vijand van het werk Gods.

Het grootste deel van de preek bestond uit (persoonlijke) voorvallen over het zendingswerk in Zuid-Afrika. De strekking was telkens dat persoonlijke zonden het werk Gods in de weg kunnen staan.

Werkt God nu nog? “Ja”, zei Stegen. “Nog nooit komen er zoveel als nu tot geloof. Vele onbekenden komen naar de zendingspost, omdat God hen brengt. We hebben eigenlijk geen plaats genoeg.” De van oorsprong Duitse predikant vertelde over bekeringen en genezingen, die volgen op concrete en gedetailleerde belijdenis van zonden ten overstaan van medewerkers van Stegen.

“Een meisje”, vertelde Stegen, “zag zichzelf in een droom in de vlammen van de hel, met allemaal strikken vastgeketend aan een betonnen paal. God zei: Iedere strik is een zonde.” Op de laatste avond van haar leven stortte ze tijdens een jongerenbijeenkomst haar hart uit voor een KSB-zielzorger. “Ze kwam naar het kruis, naar Jezus” en kon de volgende dag, toen ze door een ongeluk om het leven kwam, “stralend naar de eeuwigheid.”

Zijn we al vernederd? vroeg Stegen. “Laat iemand ons maar eens op de tenen trappen, dan komt er wel uit wat erin zit. Onze reactie openbaart wat in ons zit.” Daarom vertelde de KSB-oprichter een voorval uit het begin van het zendingswerk. Een zwarte man hielp Erlo, maar snapte niet wat hij moest doen. Stegen sprak hem toen bits toe. “‘s Nachts kon ik niet slapen. Het was alsof God zei: Erlo, hoe was je reactie? Midden in de nacht ben ik naar de hut van die man gegaan om vergeving te vragen en ik heb God gedankt dat hij me geen rust gaf, zodat ik me gereinigd heb.”

Door dit voorbeeld bleef een prangende vraag hangen. Waarom gaat Erlo Stegen anno 2000 niet naar die mensen toe die zeggen voor het leven beschadigd te zijn door zijn zendingswerk? Na afloop van de avond bood een sympathisant van KSB zich aan om Stegen te benaderen voor een kort gesprek. De hoop op zo’n eerste ontmoeting was al gewekt door een antwoord van KSB-woordvoerder Kjell Olsen op een verzoek om een interview met Erlo. In een e-mail beloofde Olsen een gaatje in Erlo’s programma te zoeken.

De voorzichtige vraag van de KSB-sympathisant aan Erlo werd gevolgd door een snelle reactie van de kant van J. de Bruijn, penningmeester van KSB-Nederland. “Geen commentaar. Daar willen we niets mee te maken hebben.” “Maar hij zou graag even willen praten”, probeerde de bemiddelaar nog. “Nee, we hebben geen tijd.”

© Reformatorisch Dagblad, alle rechten voorbehouden