Door M. Frische, H. Trauernicht en J. Trauernicht.
Wanneer men naar Kwasizabantu komt dan is men onder de indruk. De groene heuvels, de velden met suikerriet, de bossen en dan de zendingspost op de heuvel.
Op Kwasizabantu wordt men overladen met liefde, hartelijkheid en gastvrijheid. Velen hebben meegemaakt dat hen ‘s morgens door een bediende koffie werd gebracht in hun kamer waarbij dan ook nog een flink gebed voor de gast werd uitgesproken.
Men kan het zelfs meemaken dat bij een begroeting een geweldig koor van veertig of meer meest zwarte zangers een duits geloofslied of zelfs het geweldige Halleluja van Händel zingt. En dan denkt men: Hier is het heerlijk! Dit is dus de opwekking, waar men telkens weer over gehoord heeft. Men is geraakt en staat open voor alles wat God hem nu wil schenken. Heeft men voorheen wel negatieve kritiek gehoord dan schuift men deze nu verontwaardigd opzij en voelt zich al meteen schuldig om zulke gedachten überhaupt toegelaten te hebben ….
Sinds jaren weten wij van zaken die zeer scheef liggen op Kwasizabantu. Telkens weer hoorden wij van mensen en zelfs kinderen die er toe gebracht of zelfs gedwongen werden om op een onbijbelse wijze naar zonden te zoeken.
Vele malen kwamen gasten van overzee na enige weken op Kwasizabantu verbleven te hebben naar ons toe: verbroken, geen heilszekerheid meer en soms fanatieke aanhangers van Kwasizabantu. Ze wilden weer terug, telkens met de angst dat er nog meer onbeleden zonde in hun leven kon zijn (“Er moet nog zonde in mijn leven zijn”).
Wij hoorden zo nu en dan ook dat Erlo Stegen een bijna absolute heerschappij uitoefent op Kwasizabantu en over het geweten van de medewerkers en van vele langer verblijvende gasten. Wij hoorden zelfs dat Erlo Stegen liegen zou en dat zijn medewerkers dit ogenschijnlijk niet eenmaal meer opmerkten, of er zelf ook aan mededen. We hoorden ook van mensen waar Erlo Stegen processen tegen aanspande wanneer ze zich uit wilden spreken over Kwasizabantu.
Wij bleven terughoudend daar het voor ons duidelijk leek te zijn dat ondanks alles mensen op Kwasizabantu gezegend werden en ook tot bekering kwamen. Waren dit misschien niet slechts boze reacties van mensen die terecht in hun geweten getroffen waren ?
Het bevreemde ons echter dat, wanneer wij het wijs achtten om onze bezwaren op gewetensvolle wijze kenbaar te maken, ons een merkwaardige toorn tegemoedtrad. Wat was dit voor een beweging die haar aanhangers zo gevangen nam ?
In 1977 vond een conferentie plaats welke als doel had om verzoening tot stand te brengen tussen het werk en voormalige medewerkers, die het werk op gewetensgronden verlaten hadden. Loren Cunningham, de wereldwijde leider van “Jeugd met een Opdracht” gaf leiding aan de conferentie. Tijdens deze conferentie werd door Erlo Stegen toegegeven dat het spreken in trance (door Hilda Dube), visioenen en het belijden van zonden aan mensen overbenadrukt werd en dat de leiding van het werk te autoritair uitgeoefend werd. Door het spreken in trance werden “boodschappen van God” ontvangen, die dan een wezenlijke invloed op de leiding van het werk hadden. Erlo Stegen toonde zich diep geschokt over deze fouten en vroeg de deelnemers aan deze conferentie om vergeving. Nog maar een half jaar later zei hij in een gesprek met Lothar Buchhorn en Martin Frische, dat hij deze dingen niet toegaf omdat ze werkelijk gebeurd waren of omdat hij zich schuldig voelde, maar “om de anderen alle wapenen uit handen te nemen” (Erlo Stegen woordelijk geciteerd).
Er werd toen, om rekening te houden met de betrokken mensen en om met het blootleggen van misstanden de Naam Gods voor de wereld geen oneer aan te doen, afstand gedaan van een negatieve openbare verklaring. We baden er veel voor dat God het werk zou reinigen of bloot zou leggen. We zagen het niet als onze opdracht om een “anti-beweging” te zijn en willen dit ook nu niet zijn.
Bepaalde gebeurtenissen nopen ons echter ons zwijgen nu thans op te geven.
Op 26 april 1987 kwam een jongeman naar ons toe op een open avond (in een gemeente in Johannesburg – opmerking van de redactie). Bij het uit elkaar gaan raakte mijn vrouw met hem in gesprek. Ik kwam er bij staan. Er ontstond toen het volgende beeld.
Kobus du Preez, zo heet de jongeman, is 30 jaar oud. Hij werkt aan de universiteit, ook nog als vertaler bij een ander bedrijf en daarnaast studeert hij theologie. Zijn vrouw Anneli bevindt zich echter met drie kinderen op Kwasizabantu (veertien maanden, zes jaar en zeven jaar).
Kobus was in 1979 samen met zijn vrouw naar Kwasizabantu gekomen. Hij werd daar opgenomen in de kring van voltijdse medewerkers. Met grote liefde en enthousiasme dient hij het werk. Zijn vrouw ook gauw. Na ongeveer twee jaar kreeg hij echter twijfels. Hij probeerde met zijn vrouw daarover te spreken, maar kreeg echter de indruk dat zij daar geen begrip voor had.
Kobus leed meer en meer onder de situatie en de gang van zaken op Kwasizabantu. In 1983 ervoer hij een duidelijke roep naar Frankrijk om God daar voltijds te dienen. Zijn vrouw was aanvankelijk bereid met hem mee te gaan. Op Kwasizabantu zag men de weg naar Frankrijk echter als een duivelse weg. Hierop besloot hij voorlopig nog te blijven. Na een jaar ervoer hij nog steeds de roep naar Frankrijk. Zijn vrouw stemde hier toen echter niet meer mee in. Voor hem was het echter duidelijk dat de tijd gekomen was om Kwasizabantu te verlaten. Hij reisde dus eerst alleen naar Frankrijk, waarbij hij er van overtuigd was dat zijn vrouw hem zou volgen. Toen zich echter voor haar en de kinderen de weg daartoe enige maanden later opende, weigerde ze te gaan. Kobus bracht het academische jaar van de bijbelschool nog ten eind en vloog daarna terug naar Kwasizabantu. Hij zag geen andere uitweg meer.
Het was namelijk niet zijn bedoeling het aan te laten komen op een openlijke scheiding met Kwasizabantu. Daarom had hij zich ook voorgenomen om ondanks alle meningsverschillen zich weer op Kwasizabantu in te voegen. Dit werd voor hem echter steeds moeilijker. Gesprekken met Erlo Stegen en vervolgens met vijf leidinggevende medewerkers leidden er toe dat Kobus in Juli 1986 voor de keus gesteld werd zich “te bekeren” of een andere arbeidsplaats te zoeken. Men verwachte dus van hem dat hij zich boog onder de leer en de werkwijze van Kwasizabantu. Op gewetensgronden kon hij dit echter niet meer. Hij schreef hem hierop een theologische stellingname. Daarin keerde hij zich boven alles tegen :
1. De overbenadrukking van het belijden van zonden aan mensen;
2. de overdreven angst om het heil te verliezen;
3. de overbenadrukking van de prediking van de wet.
Erlo Stegen zei op punt één dat hij voor dat de opwekking begon hetzelfde inzicht had en dat Kobus met deze zienswijze nooit opwekking zou beleven. Wat betreft punt twee zei hij dat hij vele predikanten kende die zo zouden denken als Kobus en die beland waren in een echtscheiding. Die kant ging Kobus ook uit …
Kort daarna verliet Kobus Kwasizabantu, vond een goede baan, kon een huis huren en verzocht zijn vrouw naar hem toe te komen. Op Kwasizabantu vond men echter dat hij dwaalde en om die reden zag zij zichzelf niet in staat hem te volgen. Kobus wendde zich tot Erlo Stegen, die hem met de volgende woorden afscheepte : “Laat mij met rust, dit is jouw probleem”. In een later gesprek ging Erlo Stegen zelfs zover om Kobus in aanwezigheid van zijn vrouw te zeggen dat hij medelijden met Anneli had dat zij met een man als hij getrouwd was. Dit gesprek werd op cassette opgenomen. Erlo Stegen was echter niet bereid om Kobus een copy van deze opname toe te doen komen.
In de laatste tien maanden, nadat Kobus niet meer op Kwasizabantu is, heeft hij telkens weer geprobeerd om Anneli van Kwasizabantu weg te krijgen.
Op 24 mei haalde Kobus Anneli voor een voor een paar weken naar Pretoria. Anneli woonde samen met Kobus en de drie kinderen voor drie dagen bij ons in huis en nam daarna deel aan onze hemelvaartsconferentie. In urenlange, intensieve gesprekken probeerden wij Anneli vanuit de Bijbel te overtuigen dat haar plaats bij haar man is. Wie moesten met ontzetting vaststellen dat zij enerzijds aan Kobus hangt, maar anderzijds niet in staat is om ondubbelzinnig bijbelse principes over haar geweten zeggenschap te laten hebben.
( … )
Het hielp allemaal niets. Ze voelde zich tot Kobus aangetrokken, ze hield van hem en voelde zich goed in de gemeenschap van onze zending. Ze is echter op zo’n wijze in haar geweten aan Kwasizabantu gebonden, dat ze niet meer in staat is een scheiding van Kwasizabantu te volbrengen uit angst dat ze met deze verhuizing naar Kobus God ongehoorzaam is.
Dit bracht ons tot het besef dat alleen Erlo de sleutel tot een opheldering in handen had. Dit inzicht en de zorg voor de kinderen brachten ons ertoe om, na een telefonisch afspraak, direct na de hemelvaartsconferentie de reis naar Kwasizabantu (580 kilometer ver) op ons te nemen. Aan deze reis namen de familie du Preez, Martin Frische, mijn vrouw en ik deel.
Tot hiertoe mijn (J. Trauernicht) verslag. Hierna berichten we tezamen.
Op 1 juni kwamen wij om ongeveer 16.30 uur aan op Kwasizabantu. Gelijk bij aankomst kwam Erlo Stegen in een combi-wagen voorbij. Hij reed een doodlopende straat in naar de hutten. Wij volgden hem. Zo konden wij hem meteen begroeten en hem op de hoogte stellen dat wij er nu waren voor dit belangrijke gesprek. Wij kregen in zijn huis koffie met koek geserveerd.
Om 17.40 uur kwamen Erlo Stegen en zijn broer Friedel Stegen in de kleine kamer in het huis van Erlo Stegen, waar wij op hen wachtten. Het dan volgende gesprek werd door ons zoals eerder afgesproken op cassetteband opgenomen.
In het gesprek ging het ons vooral om de volgende punten :
1. Met enkele ondubbelzinnige bijbelteksten (…) toonden wij aan dat ze Anneli naar haar man toe moeten laten gaan, zelfs in het geval dat Kobus van het geloof afgevallen zou zijn.
2. Wij verklaarden dat Anneli en Kobus ondanks alles van elkaar houden, dat Anneli echter niet in staat is zich zelf van Kwasizabantu los te maken. Erlo Stegen moet haar naar Kobus toesturen. Hij mag niet toestaan dat een huwelijk door zijn zendingswerk stukgemaakt wordt.
3. Wij maakten daarop Erlo Stegen duidelijk dat wij van hem verwachtten dat hij Anneli zou laten gaan. Zou dit niet gebeuren dan zouden wij ons gedwongen voelen de zaak openbaar te maken.
Erlo Stegen ging helemaal niet op onze argumenten in. Hij probeerde het gesprek na zeven minuten af te breken met de opmerking dat wij in de ochtend niet opgebeld hadden. Wij konden dit niet met hem eens zijn, daar van onze zijde drie mensen het gesprek hadden gehoord.
Kort daarop probeerde hij weer het gesprek af te breken met als reden dat de hele zaak in de handen van Professor Heyns, de moderator van de gereformeerde kerk, lag, die op dat moment overzee was. Kobus had weliswaar met Prof. Heyns pastoraal gesproken, maar dat hoorde hij voor de eerste keer en daarom konden wij niet instemmen met deze afleidingsmanoeuvre. Vervolgens beweerde Erlo Stegen dat wij leugenaars waren en hem een leugenaar zouden noemen. Daarna vertrok hij.
Hadden wij dan de 580 kilometer (1160 kilometer inclusief terugreis) helemaal voor niets afgelegd ? Men bood ons eten aan. Wij wezen dit af. Wel verzochten we om toestemming om te mogen zingen. En zo zongen we het ene lied na het andere. Om ongeveer 20.00 uur kwam T.D., een medewerker die al jarenlang op Kwasizabantu werkte, naar ons toe in de kamer. Hij wilde niet met ons over de zaak die op ons hart lag spreken. Wel bestempelde hij ons in de loop van het gesprek als vleselijk en “wettisch”. Hij deelde ons mee dat Erlo Stegen zich in een samenkomst van medewerkers bevond.
Spoedig verliet hij ons weer, om niet lang daarna terug te keren. Hij verzocht toen om met J. Trauernicht apart te kunnen spreken. Helaas hebben we dit gesprek niet op cassetteband op kunnen nemen. Wij braken het ook spoedig af met als reden dat wij over alles gezamenlijk wilden spreken.
En toen openden zich om ongeveer 22:00 uur de deuren. Er kwamen vijftig tot zestig meest zwarte medewerkers binnen. Een aantal stond op de gang en achter een glaswand. Wat was de bedoeling hiervan ? Wij zaten in onze zithoek en waren ingesloten. De mensen zongen eerst een lied in het duits en in het zoeloe voor ons. Wij antwoordden met een vierstemmig “Ik heb erbarmen ervaren”. Het daarop volgende debâcle werd weer grotendeels op cassetteband opgenomen. Het liep echter wel geheel anders als wij hadden gepland. Wij motiveerden de medewerkers vriendelijk en behoorlijk uitgebreid de zaak die op ons hart lag. Wij moesten echter vaststellen dat er niemand was die het waagde anders te denken dan hun leider Erlo Stegen. Meerdere malen werd ons voor de voeten geworpen dat wij hun leider Erlo Stegen hadden aangevallen. Daarover was men zeer opgewonden. Er was echter niet een van de medewerkers verontwaardigd over het feit dat Gods Woord hier duidelijk geringschat werd en dat Erlo Stegen zich hier ondubbelzinnig bezondigde. Er was ook niemand bereid Gods Woord in deze situatie te laten gelden.
Wij hadden de indruk dat Friedel Stegen probeerde het gesprek af te breken met als reden dat de zaak van Kobus en Anneli in de handen lag van Edgar Schmid en professor Heyns. Erlo Stegen had inmiddels Edgar Schmidt opgebeld. Wij lieten ons daarop telefonisch door direkteur Schmidt bevestigen dat wij geautoriseerd waren het gesprek verder te voeren. Tot 23 uur was Erlo Stegen er echter nog. Men bood ons slaapplaatsen aan. Wij wezen dit af met het dringende verzoek Erlo Stegen naar ons toe te sturen, daar wij toch gekomen waren om met hem te spreken. Wij wachtten tevergeefs op hem. Wij bleven de hele nacht in de kamer zitten. Wij baden, spraken met elkaar en probeerden in te dutten.
Om 6:20 uur hoorden wij rumoer in de keuken. Wij meldden ons en lieten weten dat wij nog tot acht uur zouden blijven en verzochten nog eenmaal op indringende wijze om een gesprek met Erlo Stegen. Dit verzoeken herhaalden wij later tegenover de vrouw van Erlo Stegen, echter zonder resultaat. Om acht uur namen wij afscheid van de rest van de familie Stegen. De familie zei ons dat ze niet wisten waar Erlo Stegen was.
Bij het afscheid verzochtten wij Anneli in grote liefde om voor twee maanden naar Kobus toe te gaan om daarna opnieuw te beslissen. Ze wees dit af. Ze kon niet anders.
Wat is erger voor een man ? Zijn vrouw door de dood te verliezen of op zo’n wijze ? En de kinderen ? Wij gaan door voor dit gezin te strijden. Hoe kunnen we nu nog zwijgen ? Mogen we wel zwijgen ? Net zoals Pauls dwaalleraren en lieden die een schijn van godsvrucht hadden ontmaskerde, zo moeten wij dat nu ook doen. Help ons alstublieft. Bid voor Anneli, voor de kinderen, voor Kobus, voor Kwasizabantu.
Voor de waarheid van het bericht staan in : M. Frische, H. Trauernicht en J. Trauernicht.