Op bezoek in omstreden Kwasizabantu
Door Aad Kamsteeg
Diep in hun hart huilen ze allemaal. Dat doen dissidenten als Greg Damron en Somerset Morkel. Zij maakten begin dit jaar forse kritiek openbaar op de zendingspost KwaSizabantu, diep in Kwazulu/Natal m Zuid-Afrika. Hun eigen leven werd in KwaSizabantu ingrijpend ten goede veranderd. „Ik leefde op de rand van zelfmoord”, zegt Morkel, die nog ambassaderaad in Den Haag is geweest. Op KwaSizabantu heeft de HERE met kracht in mij gewerkt. Daarom voel ik me innerlijk nu ook zo verscheurd.”
Huilen doen ook Erio en Fnedel Stegen, Kjell Olsen en allen die KwaSizabantu trouw zijn gebleven. Jarenlang hebben zij met grote zegen gewerkt om het evangelie van Jezus Christus te verspreiden. Zij hebben velen uit de duisternis in het licht mogen trekken, maatschappelijke ver–schopten opgevangen, mannen, vrouwen en kinderen in nood geholpen. En dan nu die oppositie van mensen die eens bij hen hebben gehoord, zelfs tot in de leiding toe. „Als je het voor 90 procent met elkaar eens bent”, zegt Erio Steegen, „waarom dan die resterende 10 procent op deze manier naar buiten brengen?”
Huilen doen ook vele anderen. Niemand ontkent dat sinds 1966 in het land-van de Zulu’s een opwekking heeft plaatsgevonden, die tovenaressen tot Christus bracht, corrupte levens genas, nieuw leven bracht waar geestelijke dood heerste. Nog slechts eenjaar geleden schreef dr. B. Wentsel na een bezoek aan KwaSizabantu in deze krant: „KwaSizabantu-zending is als massaal evenement in het laatste kwartier van de 20e eeuw een hoopvol teken dat de Heilige Geest op zijn soevereine wijze en tijd kan en wil ingrijpen om nieuw leven te wekken…” En nu dit.
Hier veilig
Op KwaSizabantu zie en ervaar ik eerst -waarover iedereen het gelukkig nog wél eens is: er wordt erg veel positief werk gedaan. De vorige avond tegen een uur of negen was ik opgehaald van het vliegveld van Durban en hadden we in twee uur rijden de afstand naar de zendingspost nabij Kranskop in Kwazulu/Natal overbrugd. Ik was gastvrij welkom geheten en had in de woning van Erio Steegen een logeerkamer gekregen, ‘s Ochtends had ik ontbeten, samen met de man, die al in 1955 onder de Zulu’s begon te werken, maar die pas sinds 1966 vrucht op z’n werk mocht zien.
Er komen twee jonge meisjes uit Durban bij onze tafel zitten. Ze blijken nog maar kort geleden bij de zendingspost te zijn binnengebracht. Ze zijn nog erg jong, 15 en 17 jaar, en komen uit een gezin met zeven kinderen, waaruit de vader reeds lang verdwenen is. Leselle is de jongste.Zij heeft al twee jaar geen school van binnen gezien en was bevriend met een satanist. Kort geleden werd zij samen met haar zusje Annemarie door hun moeder de straat opgestuurd. „Ga je lichaam verkopen om aan geld te komen.” Een van hun oudere zussen was hen daarin al voorgegaan. Maar hun innerlijke afkeer was te groot. Een van hen opperde de mogelijkheid van zelfmoord. Ten slotte vluchtten de meisjes naar de politie. Die bracht hen naar KwaSizabantu, „want daar zijn jullie veilig.”
Erlo Steegen en Kjell Olsen trekken zo ongeveer de hele dag voor mij uit. En natuurlijk ben ik wantrouwig. Enkele dagen eerder heb ik namelijk met Sommie Morkel gesproken, een eveneens sympathieke man, bij wie ik geen enkele reden heb om aan zijn oprechtheid te twijfelen. Zijn verwijten liegen er niet om: wetticisme, buitensporige machtsuitoefening in begeleiding en opvoeding, financiën – KwaSizabantu heeft wereldwijd zo’n 40.000 donateurs – waarover geen openheid wordt betracht. En natuurlijk heb ik zelf open kaart gespeeld met KwaSizabantu.
Men wéét dat ik contact met de dissidenten heb gehad. Logisch dan toch dat zij mij, een christen-journalist, gastvrij zullen ontvangen?
Tentenmakers
Maar voor dat wantrouwen blijkt achteraf toch geen reden te zijn geweest. Iedereen krijgt hier een gastvrij welkom. KwaSizabantu, wat ‘plaats waar mensen worden geholpen’ betekent, is een 350 hectare grote zendingspost. Men werkt er via Paulus’ tentenmakersprincipe, waardoor men zichzelf voor het grootste deel kan bedruipen. Tijdens mijn gang over het terrein zie ik schoolklassen, een garage, ‘een hal voor houtbewerking, een eigen moestuin, een boerderij met vlees- en melkkoeien, een yoghurtfabriek en natuurlijk het gastenverblijf. Maar belangrijker nog, ik spreek met de mensen. Ook zonder dat Erio Stegen het hoort.
Natuurlijk, het is niet onmogelijk dat iedereen mij voor de gek houdt. Maar onwaarschijnlijk is het wel. Ik spreek met blanken en zwarten, mannen en vrouwen, ouderen en jongeren. Allen hebben in feite hetzelfde verhaal. Neem nu Franz Huber. Er was weinig van hem terecht ge- -komen als God hem bij KwaSizabantu niet had laten inzien dat hij een verloren zondaar was, die slechts door het bloed van Jezus Christus kan worden gered. Elf jaar werkt Huber hier nu al als timmer- [ man. En hij geniet ervan. En William Hunsley? Omdat God hem niet gaf wat hij zo graag wilde – een goede vrouw en een fijn thuis -, raakte hij’ verslingerd aan drank, sigaretten en minder eerzame vrouwen. Was er van Huns-ley iets terecht gekomen? Als Indiër was hij opgegroeid in een hindoeïstisch gezin. Maar in die religie benauwden de goden hem alleen maar. In 1994 kwam hij voor vier dagen naar KwaSizabantu. „Ik zag dat de levende God hier is. Hij raakte mij aan. In 1997 keerde ik terug. Nu blijf ik om mij te kunnen voorbereiden op de tijd dat ik het evangelie onder de hindoes kan preken.”
En Mandla Khwila, de zwarte man die heel zijn leven blind is? Hij weet wat het is om door satan te worden aangevallen, in dromen en op andere manier. „Gokken en stelen, dat was mijn leven. Ik wist van God. Maar Hij was geen realiteit voor mij.” Ook Mandla Khwila zegt dat hij werd getroffen door de menselijke warmte van KwaSizabantu. Ook hij werd diep beïnvloed door de preken van Erio Stegen. Ook hij vond hier z’n thuis. En nu getuigt hij van z’n innerlijke vreugde. Hij hoorde van wonderen van genezing die op KwaSizabantu hebben plaatsgevonden. Hij echter bleef blind. En toch. „Ik ben een blinde met Christus”, zegt hij. „Weet je wat er in Jesaja 60 staat? ‘De HERE zal u tot een eeuwig licht zijn.’ Dat ervaar ik elke dag.”
Genade en heiliging
Sommie Morkel weet van al die levensverhalen. In feite is het zijne niet anders. Maar, zegt hij, de waarheid gaat boven mijn liefde voor KwaSizabantu. „En die waarheid is dat mijn ogen zijn opengegaan voor het wetticisme dat er heerst. Ik mis er de genade. Er wordt eenzijdig zwa-
re nadruk gelegd op zonden en op de noodzaak die aan elkaar te belijden. De raadgevers (counselors] die iedereen toegewezen krijgt, kennen de intiemste details van je leven en gaan daar lang niet altijd even zorgvuldig mee om.”
Morkel is duidelijk geëmotioneerd. Duidelijk is dat hij zelf ook lijdt onder wat hij zegt. „Er is sprake van een ongezond heiligheidsstreven. Men presenteert menselijke regels alsof het wetten van God zijn. Men eist absolute gehoorzaamheid aan de leiders. Geef je daaraan geen gehoor, dan ben je in de greep van de duivel. Vrouwen hebben er niets te zeggen. Er wordt voorgeschreven hoe je je moet kleden. De opvoeding is buitensporig streng, met lijfstraffen en al. En er is sprake van hoogmoed: Wij in KwaSizabantu zijn de besten, in feite zijn wij de redding van Zuid-Afrika.”
Natuurlijk confronteer ik Erlo Stegen en Kjell Olsen hiermee. En uiteraard, ik ben voor de gek te houden. Maar feit is dat wat beiden over genade en heiliging zeggen, mij uitgesproken bijbels lijkt. „Ja, wij leggen er de nadruk op dat zonde ernstig is. Met zonde trap je God op zijn hart, je minacht er het bloed van de Here Jezus Christus mee, en je bedroeft de Heilige Geest. Wij beklemtonen dat de Heilige Geest ons van zonden overtuigt. Zonder zondebesef wordt genade goedkoop. In onze tijd is er veel oppervlakkigheid. Velen zeggen dat Jezus in hun hart is gekomen, zonder dat zij enig besef hebben van wat het betekent de levende God te ontmoeten.”
„Pas als een mens tegenover de heiligheid van God zijn eigen onmacht beseft, dringt het tot hem door hoe groot de genade is. Pas dan breekt de diepe vreugde je leven binnen, die een mens in heiliging doet groeien. Pas bij iemand die weet dat hem /eel is vergeven, ontbrandt liefde voor God en zijn naaste. Voor zo iemand wordt Christus buitengewoon kostbaar. Jacobus zegt het zonder omwegen: dan kan het niet anders of er zullen vruchten komen. Heiliging is noodzaak. En genade? Wij le-ven en sterven ermee.”
Én al die andere klachten? Ik ben veel te kort in KwaSizabanu om het allemaal te kunnen uitzoeken. Soms lijkt er bij Stegen en de zijnen enige herkenning. De Zulu-cultuur is anders dan die van de blanken in Zuid-Afrika, zeggen zij. Dat brengt consequenties mee in zowel de opvoeding als de omgang tussen de seksen. Soms ook worden verwijten regelrecht verworpen: de financiële boeken zijn zo in te zien. En als ik Olsen vraag of hij Erio Stegen in geval van hoogmoed zou durven terechtwijzen, antwoordt hij:
‘Ja, met Gods hulp zou ik dat zeker doen.”
Huilend hart
Ben ik iets wijzer geworden van dat bezoek en die gesprekken? Ja, want ik weet nu in ieder geval waarover men het heeft. En ik heb ontdekt dat er tussen KwaSizabantu en de dissidenten ook veel ge-meenschappelijks is. Als er ergens een basis voor een vruchtbaar gesprek bestaat, dan toch hier. Daarom is het jammer dat de oppositie de hele affaire op internet heeft gegooid. Was het niet wijzer geweest hulp van objectieve derden in te roepen? Verschillende Afrikaner-kerken onderhouden al jaren een goede relatie met KwaSizabantu. Waarom hen dan pas zeer recent erbij geroepen?
Ben ik wijzer geworden? Nee, niet in die zin dat ik positie kan kiezen. Niemand ook die dat van mij mag verwachten. Maar dat ene etmaal bij KwaSizabantu was voldoende om mij te laten houden van die zendingspost in een donkere wereld. En daarom huilt ook mijn hart. Samen met dat van Sommie Morkel en Erio Stegen.